De kleine La Bruyère, of karakter en zeden der kinderen onzes tijds WORK

Title De kleine La Bruyère, of karakter en zeden der kinderen onzes tijds
Is same as work De kleine La Bruyère, of karakter en zeden der kinderen onzes tijds
Author Wolff, Betje
Reference
Place
Date 1800
Quotation
Type WORK
VIAF
Notes ['Buijnsters, bibl. Nr 79;\nVoorrede, en Bericht der Vertaalster\nrest titel:\nof Karakters en Zeden der Kinderen onzes tyds. Dit werk is opgesteld , om in de opvoeding van kinderen van twaalf tot dertien jaaren gebruikt te worden, uitgenomen de tien laatste Hoofddeelen, die geschikt zyn voor lieden van de groote Waereld.\n\np.XI: Bericht der vertaalster.\nVelen der schriften, gevloeid uit de welgesneden pen van Madame de Genlis, heb ik van tijd tot tijd, ten nutte onzer jonge lieden, vertaald. Zo men mij niet misleid heeft, hebben zij zich daarvoor aan mij verplicht gerekend; en hieruit heb ik opgemaakt, dat ik hun geen ondienst doen zou met het vertalen des kleinen La Bruyere. Mijn wens is, dat onze jonge lieden dit boekje met een even groot nut als welgevallen mogen lezen, gelijk wij, in onze jaren, het onvergelijkelijk boek Caracteres de La Bruyere lezen en herlezen.\n[.../...]\nHoezeer ik ook behagen vind in dit thans door mij vertaald werkje, verklaar ik echter, uit eigen vrije beweging, dat ik er wel zeer verre af ben, om alle de begrippen der schrijfster, zo voetstoots te beademen: zij die weten hoe ik denk, zullen mij niet vergen die begrippen afzonderlijk op te noemen.\nIk bewonder Madame de Genlis, als eene vrouw van zeldzame begaafdheden, ook als zij doolt op de slingerpaden van het schitterend rijk der harsenschimmen; weggevoerd door hare vurige verbeelding, volg ik haar wel eens na. Maar! zodra zij wil redeneren over dingen die niet binnen [curs] haren kring van kundigheden vallen [curs], stopt zij ons systemas en geen waarheden, - tenminste, hoogstklaarblijkelijkheden - / in de hand. Zij toont dan meer [curs] gehoord [curs], dan zelf [curs] gedacht [curs] te hebben. \'t Is hare zaak in \'t geheel niet, tot op de eerste beginsels der waarheden door te dringen, zij beslist, en zij moest bewijzen: ja meermaal haalt men, werktuigelijk, de schouders op, als zij bewijst. Kort: Madame de Genlis is eene vrouw die in de grote wereld geleefd, en te veel uiteenlopende verrukkelijke talenten beoefend heeft, om veel tijd [curs] tot denken [curs] gehad te hebben, over onderwerpen, die een geoefende geest, gewoon met mathematische striktheid, over alles wat de aandacht gewichtig toeschijnt, te denken. [SIC]\nIk weet niet of zij wel veele mededingsters hebben kan, als zij ons die wereld, waarin zij leefde, afschildert, en of hare kennis van het menselijk hart wel veel kan overttroffen worden.\nElk gevoelig hart moet deelnemen in de treurige omstandigheden, waarin zij zich, sedert de revolutie bevindt! Arm, bejaard, uit haar dierbaar vaderland gebannen; nu nog met verwijtingen door de staatkundige partijschappen overladen ... Haar echtgenoot, de Sillery, door de moordbijl van Robespierre gedood.../ en nog vrijheid van geest te behouden, om zich door haar pen van [curs] het nodige [curs] te verzorgen, hiertoe is zeker geene dagelijkse vrouw in staat.\nToen ik mij meermalen te Parijs bevond, sprak men in de beschaafde kring waarin ik verkeerde, zeer veel van deze vrouw. Niemand sprak ooit over haar met koelheid. Zij was de verachtelijkste, - zij was de uitmuntendste vrouw. Zij had slechte zeden; - zij voedde haar dochters voorbeeldig op. Zij was de maitresse van Orleans; - zij was de boezemvriendin der deugdzame vrouw diens verfoeilijke, door zijn vuile lichtmisserijen beruchte, Orleans. Zij was een mooie vrouw, - zij was afzichtelijk lelijk. Zij was een ongelovige, - zij was een pilaarbijtster. Zij schreef haar werken niet: "wie dan?" vroeg ik met deelneming; "wie? wel la Harpe." "La Harpe! die lage vleier van Voltaire, die middelmatige dichter!..." "Ja, die schreef Adele en Theodore, het Schouwtoneel, en Les annales de la vertu." Ik zweeg; nu wist ik waaraan mij te houden. /\nRedelijke mensen, en die vindt men zelfs te Parijs, waren echter van oordeel, dat Madame de Genlis teveel opgang door [curs] hare [curs] werken, (die zij [curs] zelf [curs] schreef) maakte, en gemaakt had, om geen tol aan nijd en laster te betalen. De jonge lieden, en het aantal is groot, door haar opgevoed, zijn sieraden der maatschappij, en door allen wordt zij met de grootste eerbied teder bemind.\nDit weinige over een vrouw wier werken in ons land zo bekend zijn, en met zoveel goedkeuring gelezen worden.\n\nbekijken en vgl met origineel: hfdst II Over het lezen.\nm.n. het lezen van "Franse romans".\nzie ook: "Het is zeer natuurlijk dat men enig handwerkje verricht, terwijl men luistert naar hetgeen er door een ander gelezen wordt; dan hebben wij de moeite niet om het boek vast te houden, het blad / om te slaan, en met onze ogen te lezen. Maar wat is het gevolg van zulk lezen?... Vele valse begrippen en geen eene nuttige aanmerking. [etc]" (p.5/6)\n\n(Buijnsters 19&()(SP)']
In this reception

No persons found

Via received works
Le petit La Bruyère; ou caractères et moeurs des enfants de ce siècle Genlis, Stéphanie Félicité de