*Art. in Gesch. der Nederlandsche Letterkunde ARTICLE Netherlands

Title *Art. in Gesch. der Nederlandsche Letterkunde
Is same as work *Art. in Gesch. der Nederlandsche Letterkunde
Author W.J.A. Jonckbloet
Reference
Place Netherlands
Date 1891
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[173]\n"Een enkel woord ter vermelding verdient Juliana Cornelia De Lannoy, in 1738 te Breda geboren, en aldaar in 1782 overleden. Volgens hare eigen uitdrukking, was zij reeds als ‘jonge maagd der dichtkunst toewijwijd’ 4) , en had daarbij raad en hulp genoten van Prof. Schonck 5) . Als treurspeldichteres verwierf zij een naam, die zich evenwel niet heeft kunnen handhaven.\n\n 4) Dichtkundige Werken, bl. 13.\n 5) Aldaar, bl. 10. \n\n[p. 174]\n\nHaar Leo de Groote b.v. (1767) werd door Le Francq van Berkhey in een brommend lofdicht 1) ten hemel toe verheven, omdat hij ‘uit eigen denkbeelden keurig opgesteld’ en niet vertaald was zooals Feitama\'s tooneelstukken. Ook de N. Vaderl. Letteroefeningen gaven haar grooten lof 2) . Bilderdijk was uitbundig in het roemen harer ‘schitterende verdiensten’ 3) . Op zijne eigen vorming als Dichter had zij dan ook, gelijk hij dikwerf erkende, grooten invloed gehad. En zeker, ofschoon zij tegen Feitama en Hoogvliet als onsterfelijke Poëten hoog opzag 4) en hun deftige, bespiegelende geest maar al te dikwerf hare lierzangen beheerscht, moet men toch erkennen, dat er in de door haar in 1780 uitgegeven Dichtkundige Werken verscheiden stukken voorkomen, die los en levendig van toon zijn, en getuigen zoowel van schalkschen geest 5) als van krachtiger dichtvuur dan gewoonlijk in haar tijd smeulde.\n\nZij liet bij haar dood een, volgens Bilderdijk, ‘keurigen voorraad’ van Fransche gedichten in handschrift na, dien hij beloofde uit te geven 6) . Maar later erkende hij, dat de Dichteres gelijk had, toen zij er niet meer in zag dan wat ‘fransch gerijm’ 7) ; de bundel werd niet gedrukt, omdat hij ‘krielde van feilen tegen de Fransche versificatie’ 8) .\n\nIs zij soms al wat gezocht geestig, doorgaans is zij natuurlijk, niet gemaakt: dat was hare betere eigenschap, die ons vooral treft. \'t Was in haar tijd bijna een waagstuk, dat zij in hare voorrede \n\n 1) Gedichten, bl. 318-19.\n 2) I D., le st. (1768), bl. 131 vlg. Het heet daar o.a.: ‘Mejuffrouw Jul. Cor. Lannoy, die dit haren eersteling noemt, geeft door deze vinding een schitterend bewijs van hare bekwaamheid voor die soort van Dichtkunde; te meer daar de tael- en dichtcieraden over \'t geheel zeer wel aan \'t onderwerp beantwoorden. De verscheidenheid der characters is \'er inzonderheid uitmuntend wel in \'t oog gehouden, en ieder persoon speelt bestendig de rol die hem eigen is.’\n 3) In zijne voorrede van hare door hem uitgegeven Nagelaten Dichtwerken. Zie ook zijne Brieven, I, bl. 42, 50, 91, 92.\n 4) Dichtkundige Werken, bl. 11, 29.\n 5) Vooral bekend is het stukje, getiteld Onbestendigheid, t.a. pl., bl. 193.\n 6) Voorrede voor hare Nagelaten Dichtwerken.\n 7) Dichtk. Werken, bl. 29.\n 8) Bilderdijk\'s Briefwisseling met de Tydeman\'s, I, bl. 153. \n\n[p. 175]\n\ndurfde verklaren, dat ‘onze schoone taal toch niet minder geschikt is voor die beschaafde gemeenzaamheid die men den stijl van \'t goed gezelschap noemt, als voor de verheven onderwerpen in welke ze zoo voortreffelijk uitmunt.’\n\nZij streefde er naar, de praktijk in overeenstemming te brengen met hare theorie: maar in beide liet ze zich nog te veel beheerschen door de geijkte overlevering."']

No works found

In this reception
mentions person Lannoy, Juliana Cornelia de
Via received works

No persons found