Notes |
['positief: schrijfster = een gevoelvolle vrouw;\nvgl. met Hasebroek;\naanbevolen aan leesgezelschappen\n\n(also via scriptie Francien Petiet, UvA, 2002 – jws 11 05)\n\nPetiet, Van geniën spreken wij niet:\n[aa]\n"De criticus begint de bespreking van Het slot Goczijn (1842) als volgt : ‘Er is misschien nimmer een tijd in de Letterkunde geweest, die zoo rijk aan begaafde schrijfsters was als de tegenwoordige. Frankrijk, zoo overvloedig bedeeld met kunstenaars in alle vakken, telt in de laatste jaren eene Amable Tastu, Desbordes Valmore, D’Abrantés, De Craön, Gay, George Sand en andere onder zijne meest geliefkoosde auteurs. Engeland heeft zijne Miss Edgeworth; Oostenrijk zijne Carolina Pichler; Zweden zijne Frederika Bremer, Nederland zijne Toussaint en Hasebroek’ (410). De criticus constateert een groot aantal schrijfsters, wellicht meer dan in vorige periodes. Het hier besproken werk is eveneens geschreven door een vrouw (haar naam wordt niet genoemd, maar de roman is geschreven door Ida von Düringsfeld). De roman Het slot Goczijn is eenvoudig, maar aanprijzenswaardig. Het decor is met levendige kleuren geschilderd en de karakters zijn afwisselend, goed voorgesteld en allen ontstaan uit de fantasie van de talentvolle schrijfster. "\n\n[Also in WvdB data. AvB 8 mei 2008]']
|