*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Pieter Nicolaas Muller
Reference
Place
Date 1875
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.373]\n“Met Vuur gespeeld, door Miss Rhoda Broughton.\nDeventer, A. ter Gunne, 1875.\n\nDe Weezen van den Predikant, door Miss C. M. Yonge.\nAmsterdam, P. JV. van Kampen fy Zoon, 1874.\n\nWie is zij? door Mrs. May Agnes Fleming. Amsterdam,\nJ. M. E. en G. H. Meijer, 1875.\n\nDe Hand aan de Ploeg. Een Amerikaansch verhaal\nvan Louise M. Alcott. Amsterdam, P. N. van Kampen\n8r Zoon, 1875.\n\nWanneer ge meent dat ik dit viertal romans met opzet in ééne\naankondiging opneem, dan is dat onjuist. Toevallig werden ze alle\nvier door de Redactie in mijne handen gesteld; en omdat ik \'t onbillijk\nacht jegens de uitgevers, langer dan noodig is te wachten\nmet het bespreken der boeken welke zij ter recensie aan tijdschriften\nzenden, zette ik mij onmiddellijk na de ontvangst tot\ndien arbeid.\nZonderling treft \'t echter, dat alle deze vier romans geschreven\nzijn door vrouwen. De Engelsche dames hebben evenwel al sinds\n]ang de meeste, — en waarlijk niet de minst geslaagde, — bijdragen\ntot de roman-literatuur van haar land geleverd, zoodat dit feit op\nzich zelf, nog niet zonderling mag genoemd worden. Maar wel\nmag ik op het opmerkelijk verschijnsel wijzen, dat deze vier romans\n\n374 BlBLIOGRAPHiSCH ALBUM,\nelk een zoo geheel verschillend karakter dragen. Verdiensten be?\nzitten ze alle, de eene meer en de andere minder, en van het\ntalent der schrijfsters getuigt elk werk in een bepaald genre, maar\ntoch zou ik waarlijk niet graag alle vier, als in één adem, ter\nlecture aanbevelen.\nGroote gemakkelijkheid in \'t hanteeren der pen, dat is een gaaf\nwelke de drie Engelsche dames in benijdenswaardige mate bezitten.\nZij weten de omgeving waarin zij hare personen laten optreden\nmet zulke heldere en levendige kleuren te schilderen, en deze met\nzulk een aanschouwelijkheid te portretteeren bijna, dat de lezer\ngeen oogenblik vreemdeling blijft in den toch zoo geheel vreemden\nkring, waar de schrijfster hem binnenleidt. Met zorg penseelen zij\nde karakters van die personen. Hoe duidelijk \'t zij, dat de drijfveer\nvan elke handeling als aan uw aandacht wordt opgedrongen,\ntoch gevoelt ge dat meer dan dat ge de hand bemerken zoudt,\nwelke van elke beweegreden wel bijna een zichtbaar beeld schijnt\nte kunnen maken! \'t Is als ware het inwendig leven van die personen\ngeheel voor u blootgelegd. Pe strijd daar binnen, en de over-,\ntuiging dezen of genen weg te moeten inslaan, maar de niet te\nbedwingen lust om toch juist het tegenovergestelde pad op te snellen;\nen de gejaagdheid om fluks het oor dicht te stoppen tegen de\nwaarschuwende roepstem om toch tijdig tot inkeer te komen; dat\nwikken en wegen en weifelen en wankelen en dat huiveren voor\n\'tgeen men toch blijft wenschen, bij die haast onmogelijke inspan-:\nning zich zelf diets te maken wat men zich tevens bewust is nooit\nte zullen gelooven, en dan eindelijk die zegepraal van het goede\nof dat blindelings rennen naar het verkeerde, meesterlijk stelt de\nfijn bewerktuigde en geoefende hand ons dat voor oogen. Nooit\nhapert er iets aan de coulissen; ze glijden langzaam voort of wel\nze yerschijnen en verdwijnen eensklaps, al naarmate de indruk die\nte weeg gebracht moet worden dat vereischt, en de toeschouwer,\nof wel hier de lezer, waardeert die kunstvaardigheid hoog en prijst\nde bekwaamheid van haar, die de draden van het geheel in\nhanden heeft.\nVooral munt als zulk eene kunstenares Miss Broughton uit. De\nheer H. de Veer heeft haar werk genoemd "een zeldzaam schoon\n^\'product uit het oogpunt van kunst", en dat wel in het voorbericht,\nwaarmede hij haar boek bij het publiek aanbeveelt. Vol\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 375\nkomen juist. Ik aarzel ook geen oogenblik de kunstwaarde van\ndezen roman veel en veel hooger te stellen, dan die van de andere\nhierboven genoemde. Met een inderdaad zeldzaam talent worden\nhier op meestal boeiende en altijd treffende wijze toestanden niet\ngeschetst of geteekend, maar tot in \'t onmogelijke toe fijn en keurig\nontleed, waarvan toch maar hoogst enkele anders zijn dan onbeteeke^\nnend en weinig aangenaam of aantrekkelijk. Een verwend meisje, dat\nin haar achttienjarig leventje alleen schijnt geleerd te hebben te coquetteeren\nen blinde gehoorzaamheid te eischen van allen die haar\nomgeven, weet tot tweemaal toe liefde in te boezemen, en — zich\nzelf ongelukkig te maken zal ik maar kortweg zeggen, om de wel\nwat al te theatrale ontknooping niet bloot te leggen. Nooit blijkt\n\'t dat zij beminnelijk is, maar wel dat de macht van haar uiterlijk\nmoeielijk te weerstaan was. Ongelukkig moet de lezer die laatste\nverzekering op autoriteitsgeloof aannemen, en ziet hij alleen, dat\nzjj die gaven op meesterlijke wijze, weet te misbruiken om de\njaloezij van haren minnaar op zulke zware proeven te stellen, dat\nzelfs een minder stug en stijf heer dan hij, daartegen wel rebel\'\nleeren moest. Uitnemend vooral is hier die booze geest geteekend,\nwelke alle verwende kinderen wel tot den dood toe trouw schijnt\nte blijven, en die hen voortdurend aanzet en opstookt tot een boos\nen tergend volhouden en uittarten in datgene wat anderen meer dan\nonaangenaam is, ook dan zelfs of liever juist dan vooral, zoodra\ndaar binnen luide de waarschuwende stem zich laat hooren toch in\ntijds toe te geven, en het reeds zoo lang gedreven gevaarlijk spel\nniet roekeloos de uiterste grenzen te doen overschrijden. En dan\nde wanhoop, wanneer dat voor niets en niemand zwijgend woord\nvan te laat, ook aan haar zijn volle beteekenis laat gevoelen.\nDe heer de Veer heeft om dat spelen met de liefde van anderen,\nden Engelschen titel van Good bye, Sweetheart! veranderd in den\nHollandschen die hierboven staat. Ik heb er vrede mede, zoodra\nhij geen kans ziet om dien bekenden groet onzer naburen in onze\ntaal weer te geven, evenmin als het woord Dutzen der Duitsohers.\nMaar ongelukkig komt door zijn titel het misdadige der verwende\ncoquette veel meer uit dan de schrijfster dat blijkbaar gewild heeft,\nen is daardoor de geheele intrigue van het boek opgelost, eer\nmen het nog gelezen heeft, Miss Broughton heeft, als kunstenares,\ngetracht een zwak harer sekse haarfijn te ontleden, en zij\n\n876 BIBLIOGEAPHISCH ALBUM.\nis daarin uitnemend geslaagd ; maar in haar ijver om der natuur\ntoch getrouw te blijven, heeft zij niet genoeg acht. geslagen op den\nindruk, dien het product harer bekwaamheid op den toeschouwer\nmoet maken. De coquette staat daar voor ons, als uit het leven\ngegrepen, maar zé is een zoo ondragelijk schepsel, dat ze ons in\nhare dagen van geluk ergert, en in hare dagen van leed nauwelijks\neenige sympathie weet af te dwingen, gezwegen nog van medelijden.\nNu ligt er in dien groet, welken de Engelschen op zoo duizenderlei\nwijzen uitspreken, maar altijd zoo karakteristiek en zoo eigenaardig,\ndat men nooit twijfelt aan de bedoeling daarvan, iets ontzaggelijk\ngevoeligs, ja teers zelfs. De Hollandsche titel echter noemt de\nzaak — en ook de loop van den roman, •— bar en ruw weg bij haar\nnaam. Ik hou niet van dat eigenmachtig veranderen van titels door\nvertalers, ja betwist hun het recht daartoe. Meestal, zoo als ook\nhier, doet men onrecht aan de schrijvers. En dat spijt mij te\nmeer, omdat de heer Veer het boek inderdaad verrijkt heeft door\nzijn voorbericht. Dat is ook iets zeldzaams. Maar al te dikwijls\nzien wij handige uitgevers dergelijke aanbevelingen koopen van\nmannen wier naam eenige bekendheid heeft, om daardoor het werk\nvan onbekende schrijvers tot aanbeveling te verstrekken. Vele van\ndie bekende mannen hebben dan dikwijls geen bezwaar om voor\neen enkel munt- of bankbriefje het bewijs te leveren, wel degelijk\nin te zien dat \'t hier alleen om hun naam te doen is, getuige\nmenig voorbericht waaruit volslagen onbekendheid blijkt met den\nschrijver of het onderwerp van het boek, \'twelk men toch warm\naanbeveelt. Zulke aanbevelingen nu doen kwaad. Onder bevriende\nvlag, worden op die wijze dikwijls de grootste vijanden van het\nvolk, dwaalbegrippen en vooroordeelen of wel onkunde en verderfelijke\nleeringen, ingeleid bij den burger, die geenerlei verraad ducht\nonder de zoo goed bekende kleuren. Een zoo juiste kritiek echter\nals de heer de Veer aan dit boek doet voorafgaan, wensch ik aan\nelk boek van gelijken rang toe. Ieder lozer, dunkt mij, moet\nhem dank weten voor het zoo weldadig gevoel, in die weinige\nwoorden het karakter en de licht- en schaduwzijden van het werk\nsaamgevat te vinden en dat vooral, na den wel eenigzins verwarden\nindruk dien het bij velen moet achterlaten.\nMiss Broughton is gelukkiger in het teekenen van vrouwen dan\nvan mannen. Naast de meesterlijke figuur van de coquette, staat\n\nBIBLIOGEAPHISCH ALBUM. 377\nof liever bungelt de oudere zuster als levend voor ons, die \'t der\njongere nauwelijks vergeven kan dubbel te bezitten, wat zij in \'t\nenkelvoudige al zoo begeerlijk acht. Maar vooral is de onbeduidende\nen wufte weduwe al zeer goed weergegeven, voor wie toilet\nen goede kringen boven alles gaat, wat deze wereld bekoorlijks\ngeven kan. Hoe treurig echter steken daar de beide mannelijke\nhoofdpersonen bij af. Den een noemde ik reeds hierboven stug en\nstijf, \'t Moge juist zijn, den reeds bedaagden man, die evenmin\ninnemend is door zijn uiterlijk als door eenige gemakkelijkheid in\nden omgang, als zeer jaloersch en daardoor aanmatigend te doen voorkomen,\nvan den eleganten jonkman daarentegen, mocht men iets\nnobelers verwachten dan de laagheid het hof te maken aan de verloofde\nzijns vriends, en de lafheid zijn hand aan een meisje te\nschenken, hetwelk vijf dagen te voren van haar bruigom het jawoord\nterugnam. De houten klaas boezemt ons geen belang in en\nde lafbek is hinderlijk.\nZonderling vooral, dat een ^rouw van zooveel talent als Miss\nBroughton is, blijkbaar geenerlei behoefte gevoelt om ook sympathie\nte wekken voor de personen, aan wier teekening zij toch zooveel\ntijd en studie en moeite besteed heeft. Wij bewonderen de meesterhand,\nen bladzijde aan bladzijde verhoogt ons kunstgenot, maar\nwij slaan het boek dicht zonder het minste leedgevoel dat wij afscheid\nnemen van de personen wier afteekening ons bekoorde, maar wier\ngemoedsleven ons niet aangetrokken heeft. Is dan George Elliot\nniet veel grooter schrijfster, die, bij de bewondering welke wij voor\nhaar als kunstenares gevoelen, tevens onzen dank weet te winnen\nvoor den weldadigen indruk, welken de scheppingen harer fantasie\nop ons maken.\nHoe geheel anders ook bij Miss Yonge. De gemakkelijkheid om\nde pen te hanteeren. is zoo groot bij haar, dat zij als onwillekeurig\nvoortschrijft, en toestanden en personen zoo tot in de minste bijzonderheden\ntoe weergeeft, dat men haar gedurig zou willen toeroepen,\ntoch ook eens om het geduld harer lezers te denken. \'En dat \'t\nbij haar een onwillekeurig abandon is, blijkt overtuigend uit het\nlaatste deel, waarin zij gelukkig tot de erkentenis komt, dat de wat\nal te los hangende draden van het verhaal eindelijk eens wat aangehaald\nen in een Hinken knoop moesten gelegd worden. Want\ndat vierde deel is verreweg het beste geschreven. Daar is leven\n\n378 BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\nin, daar speelt gloed door; de menschen zijn daar handelende personen,\ndie zich niet laten voortwiegelen op toevallige oipstandigheden\nof eiken stroowisch aangrijpen dien het goed geluk voorbij hen\nlaat drijven, maar zij ontwaken tot het besef dat alleen oefening\nden meester maakt. Hoewel echter Miss Yonge het oog eener\nkunstenares als Miss Broughton niet heeft, noch ook de zelfbeperking\nwaardoor deze zoozeer uitmunt, bezit zij daarentegen uitnemend\nde gaaf om belangstelling en sympathie ja waarachtige liefde\nen hartelijkheid te wekken, voor alle hare personen, \'t Valt ons\ninderdaad moeielijk te scheiden van dat gezin welks toekomst zoo\ndonker scheen, en hetwelk door de oudsten des huizes op zoo verstandige\nwijze tot een gelukkig leven wordt voorbereid. Innige\naanhankelijkheid gevoelen ook wij voor hen, die de lievelingen\nder schrijfster zijn j en zelfs zij onder hen die een sprekend beeld\nleveren van de onvolmaaktheid des menschen boezemen ons een\nzoo warme belangstelling in, dat wij dubbel begaan zijn met het\nleed dat hen treft, zij \'t ook door eigen schuld. Pe zedelijke\nen godsdienstige toon van dit boek, die vrij is van eenige overdrijving\n, doet het hart der schrijfster eere aan. Niet uitspanning\nalleen levert zulke lectuur, want ze is weldadig voor het gemoed\nen veredelend.\nGeheel anders is toon en strekking van het werk van Mrs. Fleming.\nEcht sensational, uitnemend geschikt voor toeristen en badgasten;\nwant hoe schromelijk de verveling hen ook moge plagen,\nde lezer wordt hier wel gedwongen tot oplettendheid, omdat de\neene toestand al ongedachter en verrassender is dan die waarover\nmen zich pas verbaasd heeft. Ook Mrs. Fleming weet uitnemend\nde pen te voeren, maar zoo levendig is haar verbeelding en zoo\nvruchtbaar haar fantasie, dat zij die pen nauwelijks den tijd gunt\ntot schrijven,. omdat telkens nieuwe denkbeelden de oude verdringen.\nVandaar een gejaagdheid in het boek, die volkomen in\nharmonie is met de tafereelen, en welke de spanning van den lezer\nniet weinig verhoogt, De schrijfster deinst voor geen enkele moeie^\nlijkheid terug. Tot nu toe leefden alle dames die het Engelsche\npubliek door lectuur voor verveling trachten te bewaren nog onder\nden indruk, dat zij hare helden verloren zoodra zij \'t waagden die\nte laten sterven. Met den dood gingen zij dus zeer zuinig om.\nMaar Mrs. Fleming heeft hier overtuigend bewezen, dat die hin\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM, 379\nderpaal eenvoudig een denkbeeldige is, en het gevolg van een\ndroomerige en onvruchtbare verbeelding. Voor haar is de dood\njuist het begin van het romantisch leven. Het graf der heldin\nis voor haar de bron van een jonger leven. Zulke vondsten zijn\nvan onschatbare waarde. Hoe veel gemakkelijker valt dus voortaan\ndie tot nog toe zoo alles afbrekende dood te gebruiken. Dan\nis Mrs. Fleming zeer vast in haar bon ton. Een jonkheer is\n« al zoowat het minste wat bij haar belangstelling wekt. De lezer\nbehoeft dus volstrekt geen vrees te hebben zich te encanailleeren\ndoor het gezelschap eener juffer van wie toch een ieder vraagt:\nwie is zij ?\nDe amerikaansche roman eindelijk staat geheel op zich zelf. De\nschrijfster heeft lang niet zulk een gemakkelijkheid om de pen te\nvoeren als de Engelsche dames, noch ook als deze de bekwaamheid\nom de toestanden zoo te kiezen en te schikken, dat ze reeds\nhet oog weldadig aandoen. Ook aan de teekening der karakters\nontbreekt dat voltooide, dat laatste fijne maar met kunstenaarstalent\naangebrachte streekje, hetwelk licht en bruin helderder en krachtiger\ndoen uikomen. De tafereelen komen meer als in een kaleidoscoop,\nbeurt om beurt voor, dan wel de eene als gevolg deiandere,\n\'t Is der schrijfster blijkbaar bijna alleen te doen om\nden inhoud, om de strekking, en de vorm is voor haar bijzaak,\nDaardoor ligt er iets ruws in het boek, \'tgeen evenwel niet hin^\nderlijk is. De hoofdpersoon is een krachtige juffer, die zonder\neenige theorie of wenschen tot hervorming der maatschappij, werkzaam\nzijn en haar brood verdienen wil en daarin ook, maar\nniet zonder groote inspanning, slaagt. Er zijn zulke behartigenswaardige\nwenken in dit boek en er spreekt zulk een gezonde toon\nuit elke bladzijde, dat het reeds uit het oogpunt van nut, warme\naanbeveling verdient.\nEn wanneer ik eindelijk een enkel woord mag zeggen over de\nvertalingen, dan aarzel ik geen oogenblik die van Miss Broughton\'s\nwerk inderdaad uitnemend te noemen, zoowel door het gemakkelijke\nvan den stijl als door de juiste keuze der woorden. Ook Davin»\nen Mevrouw Koorders kweten zich goed van haar taak, terwijl de\nvertaler van Mrs. Flemings werk soms wel wat plomp is. Heeft\nhij daarenboven zulk een kleinen dunk van zijne lezers, dat hij \'t\nnqodig acht namen als van Rachel en van een Sepoy, door noten\n\n380 BIBLIOGEAPHISCH ALBUM.\nte verklaren? Had hij dan maar liever bij Emraets naam een opheldering\ngegeven.\nIs \'t niet aardig, dat bij alle deze vier dames, de mannen uitmunten\ndoor goedigheid?”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
*Wie is zij? (Who is she?) May Agnes Fleming