De zedeleer der hedendaagsche Fransche Romantiek (I en II) ARTICLE Netherlands

Title De zedeleer der hedendaagsche Fransche Romantiek (I en II)
Is same as work De zedeleer der hedendaagsche Fransche Romantiek (I en II)
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place Netherlands
Date 1859
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['signé: U.E.\n\nGebaseerd op / deels vertaald uit: Eugène Poitou, Du roman et du théâtre contemporains et de leur influence sur les moeurs (1857)\n\n197\nHonderd en meermalen is het anathema uitgesproken over de hedendaagsche romanliteratuur der Franschen; lichtzinnig is ze genoemd en onzedelijk; ze wordt tot een contrast gesteld van het meer degelijke werk in dit genre van Britten en Germanen. […]\n[men verfoeit de Franse Romantiek daarom in zulk eene mate] omdat daarin taferelen worden afgeschilderd die de zinnelijkheid opwekken en de hartstochten prikkelen […]\n\n198\nHet is ons oogmerk in deze bladzijden te wijzen op het gevaarlijke van dien inhoud […] Wij doen dit aan de hand van een ervaren gids, den heer Eugène Poitou wiens degelijk werk Du roman… in 1857 door de Académie des Sciences morales et politiques bekroond is. […] Wij willen dus zoveel mogelijk de hoofdresultaten van Eugène Poitou mededelen, en wel voornamelijk die wlke berusten op het onderzoek van romans, welke wij veronderstellen mogen dat in ons land bekend zijn geworden.\n\n199\n[Th. Gautier EP p. 17]\n[NB Poitou’s passage, p. 19, over Balzac weggelaten]\n200\n[Eugène Sue, EP p. 22-24]\n201\n[EP p. 24 … naast de materialistische richting in de romantiek bestaat er één welke overhelt tot het scepticisme … de ware naam dezer richting is niet een spiritualistische, maar eene sceptische]\nAls voorbeeld willen wij een roman noemen, zeker aan vele onzer landgenoten niet onbekend, schoon wij niet geloven, dat hij in onze taal is overgebracht. Het is er een van de beroemde schrijfster, die onder den pseudoniem van George Sand schrijft, en wel Lélia. […] deze roman is vol zaken die met elkander in tegenspraak zijn; de meest tegenover elkaar staande denkbeelden vinden wij hier onder elkander vermengd, zij stoten op elkander, strijden met elkander, omhuld door de schitterende wolken van een buitensporig lyrisme. […]\n202\nLélia bidt nooit tot God, door geene enkele handeling betuigt zij geloof, aanbidding en liefde; want zij bezit noch liefde noch geloof; in plaats van te aanbidden, lastert zij en vervloekt zij. Maar welke een God heeft zij ook! [EP 27]\n[passage Rousseau weggelaten]\n[idem Edgar Quinet]\n203 [weer Lélia – EP p. 35-39]\n204\n[toevoeging VLO]: Welk eene akelige twijfelzucht, welke een gebrek aan geloof! G. Sand heeft in dezen haren roman en in meer anderen eene bepaalde apologie van den zelfmoord gegeven.\n[cit. Jacques, Indiana weggelaten]\n[steeds “littérature contemporaine” vertaald door “Fransche Romantiek” – p. 205 bijv., 206, 213, 214]\n205\nDe romanschrijvers waarover wij spreken, zijn de apostelen ener godsdienst, welke regt tegenover het evangelie staat; volgens hen moet de geest zich buigen onder de wetten van het vleesch. [..]\n206\nKan men aan den hartstocht geen weerstand bieden, de romantiek deinst er niet voor terug, om de slavernij aan den hartstocht wettig te noemen, ja G. Sand noemt het een goddelijk recht. […]\n[Stendhal, De l’amour overgeslagen]\n207\nHet laat zich reeds voorzien uit hetgeen wij omtrent de zedeleer der Fransche Romantiek hebben medegedeeld, dat het huwelijk eene instelling moet zijn, welke de goedkeuring der romanschrijvers niet kan wegdragen. […Het ] is dan ook volgens het oordeel der Fransche romantiek eene hatelijke instelling, uitgevonden door de heerschzucht van den man, om gebruik te maken van de zwakheid der vrouw. […] Aan het hoofd van hen die strijd voeren tegen de instelling des huwelijks, staat alweder G. Sand. Hoort deze woorden uit hare Valentine [NB Jacques weggelaten], en wij vragen ’t u lezer, of gij ze niet /\n208\ndubbel verfoeilijk vindt, wanneer ge weet, dat eene vrouw ze geschreven heeft [NB toevoeging VLO]: “O, afschuwelijke schending der heiligste rechten; schandelijke dwingelandij van de man over de vrouw! Huwelijk, maatschappij [ …]\n[cit uit Jacques]\n[toevoeging VLO: ] Ja deze schrijfster aarzelt niet oproer te prediken tegen deze instelling. [..]\n[cit. Uit Indiana – EP 74]\n209\n[Nederlandse “samenvatting”:] Wat kan men ook anders verwachten van schrijvers die de hartstocht als de hoogste wt erkennen […]\n[weggelaten: passages over Balzac, Dumas]\n210\n[cit. uit La Comtesse de Rudolstadt]\nNergens echter vinden wij de moraal ener vrij liefde, en/\n211\ndaardoor het verzet tegen het huwelijk [toev. VLO] onbeschaamder voorgesteld en ontwikkeld dan in Sand’s roman Lucrezia Floriani [+ cit….]\nEen paar voorbeelden uit de LF mogen den lezer deze afschuwelijke heiligschennis doen verfoeien [toev. VLO]\n213\nKunt gij u ongehoorder wonderspreuken en vreselijker godslasteringen voorstellen? Wordt daar niet moedwillig gif gehaald uit het heiligste dat bestaat? De liefde ener onkuische vrouw gelijkgesteld met de liefde van Christus, is het niet de uiterste grens ener lage en bedriegelijke sophistiek? [cf EP, 101: On hésite entre l’indignation et le dégoût.]\n[Over Dumas]\n214\n[passage over Isidora weggelaten]\n[V. Hugo, Lucrèce Borgia]\n[passage Balzac 117 weggelaten]\n215\n[over Frédéric Soulié, Les deux cadavres]\n216\nV.Hugo\nSoulié\n217\n[VLO toev.:] Gelukkig zijn slechts enkelen dier voortbrengselen ener misdadige geestigheid in ons vaderland bekend; zij zouden onder ons ook zoveel kwaad niet kunnen stichten als in Frankrijk, omdat het Fransche nationale karakter zo oneindig veel meer /\n218\ndan het onze er toe overhelt om misbruik te maken van spotternij […]\n\n\ndeel II\n246\ncit. uit Indiana en Valentine\n247\ncit uit Jacques, Lélia\n248 weggelaten: Vigny, Chatterton\n249\ncit. uit Isidora\n250\nSue\n252\ncit uit Meunier d’Ang. [maar zonder titel van roman]\n253 Sue\n255\ncit. uit Compganon (“oproerprekerij” van Pierre Huguenin)\n256\nMeunier d’Ang. [met de titel]\n258\nLélia\n[over E. Souvestre]\n259\nWij willen niet breedvoerig spreken over den invloed welke de zedeleer der nieuwere Fransche Romantiek uitoefenen moet, en uitgeoefend heeft. Ons volkskarakter is niet van dien aard, dat het zich zo spoedig buigen laat door indrukken als welke de romantiek geeft, vooral zo deze vruchten van vreemde bodem zijn, en in dit geval mogen wij zulks zeer gelukkig noemen. Want wat moet de zedeleer welke de Fransche romantiek verkondigt, uitwerken op hen die er zich door /\n260\nlaten medeslepen? […]\n[zelfmoordstatistieken in Fr.!]\n261\nweggelaten: 311 - positieve opmerkingen over Mme Ch. Reybaud, à qui nous devons tant de gracieux récits\nen: 321: GS, à qui on ne saurait refuser un talent charmant et fécond, a eu le mérite d’ouvrir un filon nouveau et de montrer quelles richesses on en pouvait tirer (note: Mare au Diable, F. le Champi, La petite Fadette). Depuis, nombre de jeunes écrivains ont marché dans les voies nouvelles …. (Beecher Stowe, Currer Bell, Miss Cummins, Fred. Bremer, Henri Conscience, Dickens)\nen pos. noot aan het eind 328: oeuvres immortelles qui […] restent pour charmer encore les générations à venir.\n\n262\nIs de Fransche romantiek werkelijk zo gevaarlijk eene lectuur, als zij door Poitou wordt afgeschilderd, moeten er dan geene middelen worden beraamd, om te beletten dat zij ook in ons vaderland hare verwoestende invloed uitoefent? Misschien, maar welke? Een censuur van staatswege ingesteld, is een middel dat niet meer in onze tijd tehuis behoort, wegens de vele nadelige zijden, welke zij heeft; daarenboven menen wij dat dit middel tegenover den invloed der romantiek niet veel uitwerken zou.\nDe lust tot het verbodene is sterk […]\nEr is eene andere censuur dan die van regeringswege uitgaat; het is het gevoel der zedelijkheid zelf.\nIn de eerste plaats moeten vertalers en uitgevers die censuur uitoefenen; zij moeten het inzien dat zij eene onberekenbare schuld op zich laden, wanneer zij enkel om enige penningen te winnen, venijn strooien onder een geheel volk. Het is eene auto-censuur; eene welke wij niet verwachten kunnen dat algemeen in werking komen zal, maar welke wij toc h hopen en bidden dat meer en meer zal worden uitgeoefend.\nOok ouders en opvoeders kunnen die censuur in praktijk brengen, door te waken dat het gif uit de handen blijve van hen die aan hunne zorgen zijn toevertrouwd. […]\n263\nSchrijvers, vertalers, uitgevers! Op u rust de verpligting om aan ons volk eene lectuur te bezorgen, welke een tegengif is tegen het kwade dat uit Frankrijk tot ons gekomen is! Ouders en opvoeders, geeft eene degelijke vorming […]! Verkondigers van het Evangelie, kwijt u zoo van uwen pligt […]! Gij die in hoge betrekkingen geplaatst zijt, of invloed bezit op de wereldsche belangen der natie, doet wat gij doen kunt […]\n\nCit. in S. van Dijk, Introd. in George Sand lue a l’etranger, p. 15.\nsvdfeb09']

No works found

In this reception
mentions person Sand, George (pseud.)
Via received works

No persons found