Notes |
['Via Bel\n\nDe Gids kraakt \'Hartstocht\' af. De recensent lijkt geen waardering te hebben voor de hoofdpersoon, die wordt beheerst door \'grof-zinnelijke\' hartstocht. Ook meent hij dat de auteur in de laatste bladzijden wel dramatisch talent vertoont, maar zwakke logica.\n\n[p.397]\n“H a r t s t o c h t . Haagsche\nroman, door Jeanne Reyneke\nvan Stuwe. 2 dln.\n\'s Gravenhage, N. Veenstra.\n\n„Hartstocht" — zoo definieert het\n„Woordenboek der Nederlandsche\nt a a l " van Van Dale—Manhave,\n( H e t Woordenboek is nog niet\ntot het woord genaderd) — „is elke\nhevige gemoedsbeweging en begeerte,\nwaardoor de ziel beheerscht\nwordt en waarbij zij lijdelijker is\ndan wel behoort."\nDe begeerte waardoor de ziel van\nden hoofdpersoon van dezen roman\nbeheerscht wordt, is een grof-zinnelijke.\nFelix van Weert van 01-\ndenhagen is een rijke lichtmis uit\nde Haagsche groote wereld, een\nDon Juan, die, als zijn beroemde\nvoorganger door zijn uiterlijk, zijn\nmanieren, door aangeboren gaven\nde hoofden en harten van alle\nvrouwen met wie hij in aanraking\nkomt op hol brengt en voor elke\nzinnelijke verleiding terstond bezwijkt.\nTot zijn vriend Jacques,\ndie, hoewel ook geen heilig boontje,\nhet kalmer aanlegt, kon hij met\nden Don Juan van Lenau (in het\ngedeelte dat door Kichard Strauss\nten grondslag is gelegd van zijne\nkleurrijke Tondichtung) zeggen:\nDen Zauberfcreia, den unerraesslich weiten,\nVon rielfach reizend schonen Weiblichkeiten\nMocht\' ich durchziehu im Sturme des genusses,\nAm Mund des letzten sterhen einea Kusses.\nO Freund, durch aLle Itiiume mocht\' ich\nfliegen,\nWo eine Schönheit blüht, hinknie\'n vor jede,\nUnd, war\'s ;iuch nur für Augenblicke,\nsiegen....\nDe gevolgen blijven niet uit. Als\nde brandstof verteerd is. gaat Felix,\ntot geen ernstigen arbeid meer bekwaam,\nin zijn zenuwgestel geschokt,\ngeestelijk en lichamelijk\nte gronde.\nVreemd genoeg heeft de schrijfster\nniet kunnen goedvinden om\n„la béte humaine" alleen haar\nsloopingswerk te laten verrichten,\nmaar heeft zij \'s mans dood verhaast\ndoor hem op het laatst in\naanraking te brengen met eene\nhysterische teringzieke, en eene\nworsteling met den broeder van\ndeze Virginie van Weerdensteyn\ndie hem — in den grond ten onrechte\n— beschuldigt de oorzaak\nvan den dood zijner zuster te zijn,\ntot de naaste aanleiding te maken\nvan de hersenziekte waaraan Felix\nsterft. Al toont de schrijfster in\ndeze laatste bladzijden van haren\nroman een talent voor dramatische\nschildering, dat zij in het overige\ngedeelte van haar werk niet de\n[p.398]\ngelegenheid had te voorschijn te\ndoen treden, in de teekening van\nhet beeld dunkt ons dit een fout.\nEen veel logischer en treffender\nslot zou het geweest zijn, wanneer\nwij den door louter zinnelijke liefde\nverzwakten man, langzaam hadden\nzien wegkwijnen, gefolterd door\nhet besef, de reine, jonkvrouwelijke\nliefde die Willy van Heemstede\nhem is blijven toedragen niet meer\nte kunnen beantwoorden dan door\nenkel zinnelijken hartstocht.\nDe schrijfster heeft zich de taak,\ndie zij zich stelde, niet gemakkelijker\ngemaakt door haast voor\nalles wat zij wenschte uit te beelden\nden gesprekvorm te kiezen.\nErkend moet worden dat zij hare\npersonen met groot gemak en groote\nnatuurlijkheid laat spreken, maar\ndat natuurlijke spreken wordt vaak\nbabbelen, en dat babbelen kletsen.\nZulke praatjes over alles en niets,\ngelijk de auteur hare menschen\nvoortdurend laat houden, zijn in\neen roman alleen genietbaar, wanneer\nze met geest en vervo gehouden\nworden. Hoe goed de schrijfster\nook de ongegeneerde gesprekken\nvan een zeker soort jonge mannen,\nhet gebabbel van jonge meisjes en\nhet geflirt van beiden moge hebben\nafgeluisterd, die gesprekken zou\nzij alleen van langdradigheid hebben\nkunnen vrijwaren door ze geestiger\nen pittiger te maken. Met\nde helft van alles wat hier gepraat\nwordt zou zij hebben kunnen volstaan\nen haar roman zou door dit\nverlies gewonnen hebben.\nWaarin de auteur eene bijzondere\nvirtuositeit ontwikkelt, het is in\nde beschrijving van zoenen: er\nwordt op ontelbare plaatsen van\ndezen roman, op allerlei wijze,\nmeestal hartstochtelijk gezoend, en\nhet wordt den lezer onder al dat\ngezoen wel eens wat wee, waar deze\nJeanne haren mannelijken naamgenoot\nJanus Secundus, den dichter\nder Basia, op hare wijze, naar de\nkroon steekt.\nIntusschen mag aan een schrijfster,\nwie men verweten heeft dat\nzij, als vrouw, al die dingen wist\nen, ze wetende, de beschrijving er\nvan heeft durven geven, de eer\nniet onthouden worden, dat, waar\nhet onderwerp van haren roman\nzich tot de beschrijving van de\nmeest hartstochtelijke, uiterste\nzinnelijkheid leende (als in de tooneelen\nmet mevr. Von Mayerhofen\nen met Toutou), zij zich bepaald\nheeft tot de detailleering van dit\nvoorspel der hoogste hartstochtuiting\nen zonder — gelijk dit vaak\ndoor Pransche romanciers gedaan\nwordt — door halve woorden de\nzinnen te prikkelen, de rest heeft\nlaten raden.\nVinding en wijze van bewerking\nvan dezen roman lijken ons niet\nvan groote beteekenis, en vooral\nin het eerste deel is iets kinderachtigs\nen onbeholpens dat aan,\nin haar soort niet onverdienstelijke,\nbijdragen uit een of anderen Studentenalmanak\ndoet denken. Maar\ner komt intiemer werk in voor —\nwij denken o. a. aan hoofdstuk IX :\nhet gesprek tussehen Felix en Willy —\ndat ons het talent van deze romanschrijfster\nvan een betere zijde\nleert kennen en de verwachting\nwekt dat zij, dieper doordringend\nin hetgeen beneden de oppervlakte\nvan het leven ligt, zich beter\nrekenschap gevende van de eischen\nvan den roman, nog eens werk\nzal leveren dat kans heeft op een\nlanger leven dan deze Haagsche roman.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
|