Notes |
['this mention is about both Willem Leevend and Sara Burgerhart and both authors.\n\n...Beteekenisvolle dokumenten dier waarneming zijn óók de twee romans der juffrouwen Wolff en Deken: Sara Burgerhart en Willem Leevend.\n\nDaar is in die boeken niets van de passie, die alles gelijk maakt, niets van de sensatie, die het feit verzinnelijkt. Daar zijn ál de naaktheden, al de oneffenheden, al de koude gapingen, die de dingen en menschen scheiden op den stofigen weg van het werkelijk leven. Dáár is het verstandelijk zien, dat konstateert. 5) \n 5) Het persoonlijk sentiment is er, maar zwak. Zoodra de schrijfster er haar personen mee doet behept zijn, worden deze kinderachtig en, wat in dien tijd natuurlijk was, in Hollandschen zin sentimenteel. \n\n[p. 183]\nDáár lacht en stoeit, dáár weent en murmureert, daar moppert en huichelt en is gemeen het leven der binnenkamers en het verkeer der correspondentie. Daar draaien de personen der families en huishoudens in het kringetje hunner kleine omgeving, in pantoffels of laarzen, in gekleurde japonnen en versleten huisjasjes, met mutsen op het hoofd of pruiken op hun kaptafel. Dáár worden klavieren bespeeld met wereldsche wijzen en boeken gelezen met stichtelijke femelarij. Dáár is alles net zóo als het altijd in de wereld geweest is, zoolang er menschen naast elkaar opgroeiden in de celletjes der maatschappelijke verhoudingen, net zóo als het altijd zijn zal, zoolang menschen weenen zullen om het leed, dat menschen hun aandoen en lachen in menschelijke vreugd.\n\nIn den licht-getimbreerden, eenvoudigen stijl dier boeken, die als een rustige dampkring iedere fijnheid der figuren omlichaamt en zichtbaar laat, vertoont zich een heel volk van burgermenschen, gesilhouetteerd met hun kleine manieren in hun kleine omgeving, mannen en vrouwen, die lang dood zijn, maar daar nog altijd zoo doen, als ze in hun leven gedaan hebben. Mannen, van den ouwerwetschen Rotterdammer met een breed, vurig gezicht in een kort gesneden pruikje, en een zwarten rok met lubben, die hem over de handen flodderen, tot het nieuwerwetsche heertje-naar-dè-mode, dat zeer laat opstaat en in zijn soubise zittend zijden kousen aantrekt of toncaboontjes sorteert voor zijn dames favorites, terwijl hij wacht op zijn franschen coiffeur; - vrouwen, van de oefenaarster, die een donkere japon en een muts langs de wangen draagt, tot de dame, die een kapsel met boucles heeft op het achterhoofd en gekleed gaat in keurslijf en hoepelrok; - zij allen zijn dáár, dáár in die boeken, gezien met een juistheid van waarneming en beschreven met een prettig vertrouwen van geheugen, dat geen Nederlandsch schrijver na juffrouw Wolff bezeten heeft. ...']
|