*Mention of Ackermann in Het atheïsme in de poëzie Atheism in poetry ARTICLE

Title *Mention of Ackermann in Het atheïsme in de poëzie Atheism in poetry
Is same as work *Mention of Ackermann in Het atheïsme in de poëzie
Author Conrad Busken Huet
Reference
Place
Date 1874
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['Praamstra GV 424\nreprinted in Lit.Fant. en kritieken IX 150-169\n\n[p. 150] religie (JW)\nNiet gering is het aantal van hen die op rijper leeftijd zich in hun binnenste even fel tegen de godsdienst keeren, als zij in hunne jeugd haar met geestdrift aanhingen. Vooral onder het nu levend geslacht worden die in beeldstormers omgeslagen geloovigen, bij duizenden aangetroffen. Onze tijd is gevolgd op een van godsdienstige reaktie, toen het geloovig-zijn als in de lucht zat, evenals nu het ongeloovig-zijn.\n[p.151] Gender (JW)\nIn hare verzen geen zweem van onvrouwelijke emancipatie-zucht op maatschappelijk gebied: de liefde en het huwlijk zijn haar even heilig, de kunst is haar eene troosteres.\nIn het ongeloof van mevrouw Ackermann klopt niet-alleen een hart, maar wij kunnen de opmerking niet onderdrukken dat het luider klopt dan behoorde. Bij Goethe, die in alle denken en alle gevoelen onzen tijd eene halve eeuw vooruit is geweest, vindt men, bij dezelfde mate van ontgoocheling omtrent het overgeleverd geloof, veel meer liefde voor het symbolische daarin, veel minder hartstogtelijken haat tegen het dogme.\n\n[p.152] De dichteres is geen pedant geworden, is eene vrouw gebleven. Zelfs dan verloochent zij haar aard of haar geslacht niet, wanneer zij, schipbreukeling der oude leer, haar boek en haar denkbeeld met kracht over boord werpt [*J8]\n\nNieuw is zij alleen, waar zij den moed heeft het denkbeeld uit te spreken hetwelk de oudere dichter, na het eene poos te hebben opgenomen, steeds weder losliet of terugnam.\n\nMaar is die moed poëzie? Is dat nieuwe beeldende kunst? Ziedaar wat moet betwijfeld worden. Dichteres is mevrouw Ackermann allermeest, waar zij het minst aan hare wijsbegeerte denkt. Verrigt zij daarentegen het werk waartoe zij zich door deze geroepen acht, dan is het ons alsof wij de muze zien ondergaan in de zendelinge; dan spant zij de boog tot springens toe, overschat hare krachten, en spreekt delfische orakeltaal voor woorden van gezond verstand. [*G14] [*A14-]\n\nAan zeggingskracht ontbreekt het haar in geen geval [*A4]\nMaar een eigen dichterlijk gebied heeft zij niet veroverd. Hare eenige wezenlijke kracht is die der tegenspraak. Zoo het geloof haar niet aan een steunpunt had geholpen, haar ongeloof zou een magtelooze hefboom zijn. [*A5]\nHet behoort echter tot de uitzonderingen dat de nieuwe vijanden van het geloof hun afval op schrift brengen, hetzij in ironischen, hetzij in verwenschenden vorm. Meestentijds vergenoegen zij zich, van de verandering hunner zienswijs in vertrouwelijke gesprekken te doen blijken.\n\nNog zeldzamer is het dat zij voor die stof, welke van nature aan het genre der verhandeling of van het betoog verwant is, eene dichterlijke inkleeding zoeken. Zeldzaamst van al, dat het voornemen daartoe rijpt in den geest eener vrouw.\n\nOm die reden vestig ik de aandacht op de gedichten eener langen tijd onbekend gebleven fransche dame, Louise Ackermann geheeten, die, zoo zij in het begin dezer eeuw had \n[p. 151]\ngeleefd, tot de satanische school van Shelley zou gerekend zijn, maar voor ons veeleer tot de ekonomisch-politische van Proudhon behoort. In hare verzen geen zweem van onvrouwelijke emancipatie-zucht op maatschappelijk gebied: de liefde en het huwlijk zijn haar even heilig, de kunst is haar eene troosteres. \n\nMen heeft met een dichterlijk talent te doen dat al de krachten der buitengewoonste meesterschap bijeenraapt om lucht te geven aan hetgeen omgaat in de ziel. Mevrouw Ackermann\'s verzen trillen van gevoelde wanhoop. Om zulke anathema\'s naar de slapen van het geloof te kunnen\n[p. 152]\nslingeren, moet men weleer in het wezen van dat geloof zeer diep zijn doorgedrongen en, vóór de schellen van de oogen vielen, er een vertrouwden steun in gevonden hebben. De dichteres is geen pedant geworden, is eene vrouw gebleven. \n\n154\nDe dichtader van mevrouw Ackermann, bij welke het onweder der anathema\'s om zoo te zeggen gestadig flitsen schiet en geen oogenblik van de lucht is, welt slechts voor een gedeelte uit eigen bodem. Hare versifikatie en haar gedachteloop herinneren van zeer nabij aan de versifikatie en den gedachteloop van Lamartine. Nieuw is zij alleen, waar zij den moed heeft het denkbeeld uit te spreken hetwelk de oudere dichter, na het eene poos te hebben opgenomen, steeds weder losliet of terugnam.\n\nMaar is die moed poëzie? Is dat nieuwe beeldende kunst? Ziedaar wat moet betwijfeld worden. Dichteres is mevrouw Ackermann allermeest, waar zij het minst aan hare wijsbegeerte denkt. Verrigt zij daarentegen het werk waartoe zij zich door deze geroepen acht, dan is het ons alsof wij de muze zien ondergaan in de zendelinge; dan spant zij de boog tot springens toe, overschat hare krachten, en spreekt delfische orakeltaal voor woorden van gezond verstand.\n\nstandardizingsept12AsK\nJudgment/evaluation :\n-\tPositive about author\n-\tPostive about work\n-\t"... BUT ..." plagieert Lamartine, te vroom\n\nComparisons to/mentions of male authors : \n\nShelley, Lamartine \n\nGender: \n-\tCorresponds to female norms (pos.)\n\nVergeleken met Shelley (JW)\nVergeleken met Proudhon (JW)\nVergeleken met Goethe (JW)\nVergeleken met Lamartine (JW)\nVergeleken met Hollandse dichters in het algemeen (JW) (waar is in Nederland de jonge dichter te vinden, in staat zulke verzen te schrijven als deze oude fransche dame? en zijn wij Nederlanders eigenlijk wel in staat de volle schoonheid van het onnavolgbaar fransche in deze poëzie te waarderen?) [p. 162]\nMen ziet, het zijn niet louter schorre klanken die van Louise Ackermann\'s snaren trillen. Heeft zij den oorlog gelasterd, de meesten zullen bereid zijn haar deswege absolutie te geven. [*G13]']
comments on work Poésies
In this reception

No persons found

Via received works
Poésies Louise Ackermann