*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Jacob Nicolaas van Hall
Reference
Place
Date 1886
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.200]\n“Aurora Leigh, door Elisabeth B a r r e t t Browning Vertaald\ndoor M. VAN WALCHEREN. Amsterdam P. N. van Kampen, en Zn. 1885.\n\n"We are reading Aurora Leigh for the third time with more enjoyment\nthan ever. I know no book that gives me a deeper sense\nof communion with a large as well as a beautiful mind", schreef\nGeorge Eliot in een harer brieven, en Mej. v a n W a l c h e r e n\nplaatst die woorden als motto voor hare vertaling. „Voor de derde\nmaal met meer genot dan ooit." Geen wonder. Om tot al de\nschoonheden van dezen roman in rijmlooze verzen, van deze levensbeschouwing\nmet een romantischen achtergrond, door te dringen, is\néén enkele lezing niet voldoende. Men stuit bij een eerste lezing\nop uitweidingen, waarvan men de strekking niet aanstonds doorziet,\nop beelden, die ons niet terstond helder voor de oogen treden. Maar\nkeert men terug, nogmaals en nogmaals, dan worden de lijnen allengs\nduidelijker, dan treedt wat eerst in het duister was gebleven en\nrelief, verrassende vergezichten openen zich; het gedicht krijgt\nsteeds meer kleur en leven.\nTot het recht genieten van Aurora Leigh zal Mej. van Walcheren\'s\nvertaling zeker veel kunnen bijdragen. De begaafde vertaalster meent\ndat fldoor deze overzetting velen (zullen) kunnen worden opgevoerd\ntot het levende dicht", zooals Elisabeth Barrett Browning het ons\nschonk, en dit schijnt haar reeds loons genoeg voor den met liefd&\nondernomen en voltooiden, maar zeker zeer moeilijken arbeid.\nAurora Leigh, de jonge, ouderlooze vrouw, die zich kunstenares\nvoelt, vraagt haar deel aan den arbeid des levens. Zij acht zich\n\nLETTERKUNDIGE KRONIEK. 201\nsterk, verantwoordelijk voor eigen doen en denken. Zij voelt dat\nzij een roeping heeft, dat haar een werk wacht, door aarde en\nhemel haar gesteld.\nEn naast haar staat haar neef llomney Leigh, ook met het diep\ngevoel van zijn roeping: de man, die enkel droomt van het lenigen\nder maatschappelijke ellende, en die daaraan zijn leven wil wijden.\n;/De wereld is zoo slecht", zegt hij tot Aurora:\nMijn ziel, melieve, is grauw van op de som\nTe toren van het kwaad; zooveel voor zonde,\nZooveel voor ontevredenheid, zooveel\nTer handhaving van macht, zooveel voor vrees\nDie medeplichtig maakt, en alles hangt\nStatistisch in één wanhoopsreeks aaneen\nEn sluit met een totaal ontredderd leven...\nDit op een blad in cijfers te zien staan,\nStom, duidlijk, helder, zooals God moet zien\nDoor de aarde heen in iedre grafspelonk, —\nDat is verschrikk\'lijk voor een mensch, die niet\nAls God is en het kwaad door hem aanschouwd\nNiet kan herstellen. Blijft mij nog een keus,\nOf ik mijn jaren, middlen, krachten zal\nTen offer wijden met de helpers mee,\nWaar nog te helpen valt in zulk een poel\nSociale ellende ? Door mijn aadren stroomt\nHet gemeenschapp\'lijk bloed met kracht genoeg\nOm tot dien plicht te drijven.\nKomney spot met de droomen van zijn nichtje. Wat haar ernst\nis, noemt hij een spel:\nAls een kind speelt ge aan een sterfbed,\nEn toch kent ge u de plaats eens zieners toe\nOm \'t levende geslacht te leeren. Geen\nVan deze dingen kan een vrouw verstaan.\nWat voelt ge in \'t groot ? O niets, — de smart zelfs niet!\n\'t Snelkloppend harte, om persoonlijk leed\nZoo teergevoelig, sluit om iedren messteek,\nEen leven afstaand bij elke enkle wond ;\nMaar zich verdiepen, zich verwijden tot\nEen levend ruimen schoot om heel een wereld\nVol wee te omvatten, dit vermag het niet.. . .\n\n2 0 2 LETTEBKUNDIGE KRONIEK.\nZoo blijft aan deze wereld, die door u\nNiet wordt begrepen, ook uw invloed vreemd.\nGij vrouwen, die, als gij, slechts vrouwen zijt,\nPersoonlijk en hartstochtlijk, wat ge ons schenkt\nZijn teedre moeders en volmaakte gaden,\nVerhevene madonnaas, stille heiligen!\nEr zal geen Christus uit u opstaan — noch\nEen dichter, naar ik meen.\nBomney verlangt dat zij dit spel met de kunst zal opgeven en\neen edeler werk kiezen. Hij vraagt haar hulp bij de taak, die hij\nzich oplegde: een leven in gemeenschap hij zwaren plicht. En Aurora:\nBlijk ik te zwak alleen te staan, en toch\nVoldoende sterk om zulk een te ondersteunen?\nTot denken te arm en echter rijk genoeg\nTot deelen van gedachten ?\nNeef Eomney, wat gij liefhebt is geen vrouw,\nHet is een zaak: een helpster hebt gij noodig,\nNiet een beminde : een die uw streven steunt,\nZelf zonder streven. Edel is uw zaak,\nUitmuntend is uw doel, maar ik, het eene\nAls \'t andre onwaardig zijnde, vorm voor mij\nVan liefde een ander denkbeeld. Dus vaarwel.\nZoo scheiden zij, en elk gaat zijn weg. Maar hoe hoog Aurora\'s\nkunstopvatting ook zij, hoe zij ook geëerd en gevierd worde als\nschrijfster, er ontbreekt aan dat leven de hoogste wijding: de liefde.\nEomney Leigh stort zich, met hartstochtelijke toewijding, op de\ntaak waarin hij zijn heil en dat van de menschheid dacht te vinden.\nMaar ook hij vindt geen bevrediging. Eindelijk, na jaren van\ntegenspoed, komt hij tot het inzicht dat er nog iets meer te bevredigen\nvalt dan enkel de stoffelijke nooden, de bloote verzadiging\nvan het lichaam. Hij herinnert zich wat Aurora op den dag\ntoen zij van elkander scheidden, tot hem gezegd heeft:\n„En dan nog acht ik, dat ge uw nietig streven\nMet graan te voeden, stof lijk wel te doen,\nNooit zonder de bijzondre kracht eens dichters,\nDie \'t algemeene voor u werkt, volbrengt.\nEn hoogbezield moet hij zijn. die de massa\nBevredigt, al ia \'t tot reiner stalling maar:\n\nLETTERKUNDIGE KEONIEK.\nGeen stofje blaast men van de werklijkheid,\nTenzij door \'t ideale: en nw Fouriers,\nZij moesten falen, als te weinig dichters\nOm te verstaan hoe \'t leven zich ontvouwt\nVan binnen uit."\nEn hij zoekt haar weer op. Gelouterd door teleurstelling en\nbeproeving, komen beiden weer tot elkander. Zij ook erkent wat\ner eenzijdigs was in baar levensopvatting.\nIn mijn drift\nMij te verheffen op mijn kunstnaarsroeping,\nAl moest er die der vrouw bij achterstaan,\nVergat ik, dat volkomen kunstnares\nZich hier nooit vormt uit onvolkomen vrouw.\nUit wortel bloem, en geestrijk uit natuurlijk,\nVan trap tot trap, ons leven door.\nEn zoo, na deze roerende biecht, vinden zij elkander weder,\nbereid en thans in staat, om te zamen den levensweg te gaan. Laat —\nzegt Romney:\nLaat ons elkaar\nZoo teer beminnen, dierbre, dat ons werk\nTe beter om die liefde, en onze liefde\nTe lieflijker om onzen arbeid zij.\nNiet in de romantische verwikkeling, noch in de rhetorische\nschoonheden schuilt de kracht, de onwederstaanbare bekoring van\ndit boek; maar in de détails, in de wijze waarop over de belangrijkste\nmaatschappelijke vragen, over de kunst in het leven, over\nopvoeding, over de maatschappelijke ellende, over poëzie wordt gesproken.\nEen karakteristiek als die van het Engelsche landschap\nin tegenstelling met het Italiaansche, in het Ie Boek, van den Eranschen\nvolksgeest tegenover den Engelschen, in den aanhef van het\n6de Boek, treft evenzeer door breedheid van opvatting als door\nfijnheid van toets.\nVoor eene waardeering van Mej. van Walcheren\'s werk zal het\naangehaalde kunnen volstaan. Het is mogelijk dat, wanneer men\ndeze vertaling naast het oorspronkelijke gedicht legt, het blijken\nzal dat hier of daar een uitdrukking de kracht van het Engelsche\n\n204 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\nwoord mist, of dat er aan dit of dat beeld een trekje ontbreekt\nom het tot zijn volle recht te laten komen. Wij vonden een\nenkelen hinkenden vijfvoeter, en op bladzijde 65 twee opeenvolgende\nregels (het zijn de regels 11 en 12 van onderen af geteld),\ndie een lettergreep te veel bevatten en daardoor onleesbaar zijn.\nMaar liever dan op dergelijke struikelingen te wijzen, brengen wij\nhulde aan de vertaalster voor haren talentvoUen arbeid. Aan de\ntoewijding en de liefde, waarmede Mej. van Walcheren haar moeilijke\ntaak voltooide, hebben wij een werk te danken, dat niet enkel\ntot de lezing van het Engelsche gedicht zal leiden, maar dat ook\nom zijn eigen schoonheid waardeering en bewondering verdient.\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work Aurora Leigh
In this reception

No persons found

Via received works
Aurora Leigh Elizabeth Barrett Browning