Notes |
['Name journalist: N.D.\n\n[p.732]\n“Camilla de 8t. Maur, of de weg der beproeving.\nNaar het Engelsch van Lady Umüia Ponsonby, door\nJ. B. Rietstap. Te Utrecht, lij N. de Zwaan.\n\nDe strekking van dezen roman schijnt reeds genoegzaam toegelicht\nin den titel zei ven. De Heer Eietstap heeft gemeend die nog te\nmoeten verklaren in de voorrede, die wij minstens overbodig achten.\nMet de strekking van een boek met den vinger aan te wijzen,\nzoo als hier geschiedt, loopt men nog gevaar van de bedoeling van\nden auteur niet juist te vertolken, ook al heeft men door de vertaling\ngetoond hem goed te verstaan. Immers in die voorrede treedt de vertaler\nzelf als oorspronkelijk schrijver op; hij brengt dus eigene redenen\nen beschouwingen bij, en vereenigt die maar al te zeer met die van\nden oorspronkelijken schrijver. Het voorbeeld ligt voor ons.\nDe Heer Eietstap zegt in zijne beknopte, goed geschrevene, maar\nonnoodige voorrede: "zij" (de beproevingen des levens) "brengen ons,\nzoo wij de kastijding met ootmoed ontvangen, terug van de zelfvergoding\nen van de verwaarlozing van het ééne noodige, waartoe wij in\nde dagen van onbewolkten voorspoed maar al te dikwijls overhellen,"\nen wij zouden met deze uitspraak vrede hebben, wanneer de vertaler\nde woorden: "zoo wij de kastijding met ootmoed verdragen," weggelaten\nhad. Dit, op zich zelf eene onjuistheid, lag geenszins in de\nbedoeling van Lady Ponsonby.\nMoesten wij eene omschrijving geven van hetgeen de begaafde\nschrijfster heeft gewild, ze zoude hierop neerkomen:\nDe hoofdondeugd der menschen is hoogmoed, eene ondeugd des\nte gevaarlijker, naarmate zij zoo gaarne haar gif in de edelste zielshoedanigheden\nmengt: die ondeugd openbaart zich op zeer verschillende\nwijzen, en wordt vooral gewijzigd door de opvoeding en de\nomstandigheden waarin wij leven; zij is een zoo invretende kanker, dat\ngeene andere, dan het scherp snijdend skalpel ons dien kan ontnemen;\nhet middel, eerst met tegenwrijten ontvangen, blijkt later ter\ngenezing te zijn geweest, en wij danken er hém voor, die het den\nbedorven leden heeft ingedreven.\nDe roman zal, helaas! door velen onzer dames, die eene schitterende\nof weelderige verbeelding boven een rein en diep gevoel stel\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 733\nlen, langwijlig genoemd worden. Wij betreuren het, omdat de "Camilla\nde St. Maur", hoewel weinig levendig van handeling, toch zulke\nuitnemende blijken geeft van menschertkennis, dat het ons hartelijk\nleed zoude doen, wanneer het boek niet in veler handen kwam.\nErnst de Grey, Eeginald en Camüla St, Maur, ziethier de hoofdpersonen\nuit het werk, en wij weten niet aan welke de voorkeur te\ngeven. Veel belang stellen wij in den eersten, als wij zien, hoe hij\nzich opoffert om den wille zijner moeder, doch juist daardoor van\nzijne heerlijkste plannen afstand moet doen; hoe hij in eene betrekking\nwordt geplaatst, waarin hij zich niet te huis gevoelt; hoe hij\nstrijden moet; hoe hij dikwijls te vergeefs strijdt, en hoe juist daardoor\nde ruwe krijgsmansdrift uit zijn. hart wordt gebannen en toegevendheid\nvoor anderen allengs de ledige ruimte vervult. Niet minder\nbelangstelling wekt zijn vriend Eeginald bij ons op, als wij dien\nkrachtigen man, die hoop zijner familie, die vurige roemzuchtige,\nwiens hart voor al wat edel is klopt, op eenmaal rampzalig en aan\nhet krankbed gekluisterd zien, maar ook daar nog met den glimlach\nop de lippen en met trots in het oog de onduldbaarste smarten\nzien lijden, terwijl hij toch eindelijk ook het hoofd buigen moet en\nde armen laat zinken. En dan zijne geliefde zuster Camilla, zou zij\ngeen meegevoel bij ons opwekken, zij, de levendige, dartele en\nevenwel trotsche vrouw, die de wenkbraauw fronst bij het minste\nwat onedel is, wanneer zij, eerst van hare vrienden verlaten, vervolgens\ndoor valsche vrienden getroost, eindelijk ten halve is gevallen? Ze\nwordt opgerigt, wel is waar, doch de fiere nek is gebogen door schuldbesef,\ngebogen voor immer!\nOnder de weinige bijpersonen wekken nog belangstelling: Grey\'s\nmoeder, hoewel het onverklaarbaar is, waarom men naderhand niets\nmeer van haar hoort; de vader van Eeginald, zoo verschillend met\nhem en toch zoo verklaarbaar, dat die vader zulk een\' zoon heeft, en\nSophia Vincent, Camilla\'s gevaarlijke vriendin. Frank Hargrave\'s\nverschijning alleen is eenigzins nevelachtig; bij al de nevelbeelden,\ndie men in de romanwereld opmerkt, is het echter een kompliment,\nals men in een werk er slechts een enkele aantreft.\nDe schrijfster had haar verhaal zeer veel kunnen verlevendigen. Bij\nhet wedergeven van soirees b. v. gunt zij ons naauwelijks een blik\nover het levendige der massa, maar brengt ons dadelijk op een afgezonderd\nplekje, om twee menschen te hooren fluisteren. Wij schrijven\nhet echter ineer aan een bepaald streven dan aan onmagt toe,\nen gelooven, dat zij alles als overbodig heeft weggesneden wat niet\ndadelijk noodig was tot verwezenlijking der gedachte. Behalve de\nvoorrede is er niets overtollig» in het boek. Waar zij menschen sprekende\ninvoert, is haar stijl natuurlijk; de Hndertoon schijnt zij echter\nminder goed gevat te hebben. De kleine Grey toch (in de eerste\nhoofdstukken) is een menschje en geen kind. De karakters zijn\n\n[p.734] BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\nallen zeer waar en natuurlijk; engelen en monsters ontbreken geheel;\nen toch — welk een scherp onderscheid tusschen Grey en Hargrave,\nEeginald en zijn vader, Camilla en Sophia!\nWij moeten ons nog verzoenen met den vertaler. Hij heeft een\ngoed werk verrigt; de roman is duidelijk en vloeijend vertaald, en\nwij willen gaarne een> enkel: daarstellen of minder bevallig gekozen\ntegenwoordig deelwoord door de vingeren zien.\nDe druk is goed — maar de plaat? Het tooneel verbeeldt: een\nmeisje op een steigerend ros, daarnaast een jongeling, die met schrik\nhet gevaar ontwaart, waarin zij verkeert; een ander loopt hen te gemoet\nen grijpt het paard bij de teugels. Geen onvruchtbaar onderwerp\nvoor een kunstenaar, zou ons dunken! Op de plaat zien wij\nechter: twee zeer bedaarde paarden, met twee uiterst bedaarde menschen\ner op, waarvan de een zeer bedaard zijn hoedje afneemt, terwijl\neen wanhopig bedaarde boonenstaak met de eene hand|aan een\nteugel er voor staat. Mijnheer de uitgever, hadt ge dit werk zelf gelezen,\nge zoudt het gewis zulk een illustratie hebben bespaard."\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
|