S. Gorter, *Art in de Gids ARTICLE

Title S. Gorter, *Art in de Gids
Is same as work S. Gorter, *Art in de Gids
Author Simon Gorter
Reference
Place
Date 1868
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.171]\n“De Claverings, door Ant. Trollope. Uit het Engelsch\ndoor Dr. 3. C. van Deventer. Twee Deelen.\nDordrecht, P. K. Braat. 1867.\n\nMadonna Mary, door Mrs. Oliphant. Uit het Engelsch.\nTwee Deelen. Deventer, A. ter Gunne. 1868.”\n\n[p. 178]\n“De overvloed van arbeiders, die het veld der verdichting in allerlei\nrichting doorwoelden, heeft in Engeland veroorzaakt, dat men op de\nzonderlingste wijze naar nieuwheid en oorspronkelijkheid heeft gezocht\nen ons ongeluk is, dat alles, rijp en groen, wordt vertaald. Miss Braddon\nen hare navolgers, nu de roovergeschiedenissen van den ouden dag\nniet meer te plaatsen waren en onze tijd van spoorwegen en telegrafen\nden traditioneelen dief en moordenaar met zijne romantische avonturen\nonmogelijk maakt, plaatsten de booswichten met hunne moorden,\nrooverijen en doodelijke geheimen in den fatsoenlijken stand,\ntot zelfs in de hoogste kringen der maatschappij, en hielden zoodoende\nde aandacht een tijdlang gespannen. Een tijdlang — want deze\nonnatuurlijke kasplant kan niet blijven leven. De kunst kan niet\nlang bestaan van zulk eene overspannen opvatting van het leven,\nzulk eene verdraaiing der werkelijkheid. Anth. Trollopé wierp zich\nop de raadselen en tegenstrijdigheden van het menschelijk hart en\nbehandelde meer dan eens het thema van een gemoed, in eéne dubbele\nliefdesbetrekking verward. Anderen, en onder deze Mrs. Oliphant, teekenden\neen stuk van het werkelijke, huiselijke leven, met zijne zorgen\nen angsten, het leven van eene moeder, van eene oude vrijster, van eene\ndienstmaagd, af. Is het genre van de Claverings, of dat van de Madonna\nMary. niet goed? Maar toui genre est bon, hors — — Juist.\nDeze beide romans zijn wat men in hun land noemt, dull, very dull,\nsir. Een jongman, een der Claverings, bemint een meisje en heeft\nvan haar de verzekering harer wederliefde ontvangen, maar beiden zijn\narm. Daar doet een rijke, uit- en afgeleefde Lord aanzoek om hare\nhand, en uit geldzucht zendt zij haar minnaar heen, om voor eenige\nweinige jaren van beproeving misschien, zich een hoogen stand en\ngroot vermogen te koopen. De jongeling meent eerst, dat hij ontroostbaar\nzal zijn, maar merkt al zeer spoedig dat een eenvoudig,\nburgerlijk meisje, waarmede hij in kennis komt, diepen indruk op\nhem maakt en wordt tot groote tevredenheid van wederzijdsche be\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 179\ntrekkingen , met haar verloofd. Middelerwijl leeft zijne vorige ge^\nliefde met haren Lord in groote pracht en rampzaligen echt. Zij\nblijft hem getrouw en vergeet geen harer plichten, en toch weet de\nellendeling van zijn sterfbed af zulke gruwelijke geruchten tegen\nhare eer te verbreiden, dat zij als weduwe in Engeland terugkeert met\n7000 pond inkomen en een prachtig landgoed, maar met een geschandvlekten\nnaam en door iedereen gemeden. Zoo ontmoet haar Clavering.\nHalf door zijne onvergefelijke flauwheid, half door omstandigheden,\nverhaalt hij haar niets van zijn engagement; zij heeft hem nog altoos\nlief en houdt het niet zeer diep verborgen; zij is lijdende, zij is rijk,\nzij is vorstelijk schoon en hij zeer aantrekkelijk: het gevolg is, dat in\neen onbewaakt oogenblik hij haar om den hals valt en haar zijne onveranderlijke\nliefde verzekert, tot overmaat van ramp, in het bijzijn van\neen getuige, een zeer lastig en listig wijf, eene intrigante, die op het\noogenblik der omhelzing de deur opent. De weduwe is gelukkig, de\nminnaar met zijne twee zielsvriendinnen natuurlijk rampzalig. Wat\nzal hij er meê doen? Intusschen, er komt een oogenblik dat gean\nvan de twee uit edelmoedigheid hem wil bezitten; daarop wordt\nhij zeer ziek en het einde is, dat hij in overleg met zijne lieve\nMama besluit, n°. 2 toch maar te houden. En de Lady met\nhaar 7000 pond in het jaar en haar landgoed? Nadat zij gedurende\nvele hoofdstukken overlegd heeft, wat zij doen zal, gaan bedelen of\nals naaister haar brood verdienen, met teruggave van al haar rijkdom\naan de familie van den Lord, hersenschimmige ontwerpen die\nhaar door haar practischen zaakwaarnemer zeer te recht uit het hoofd\ngepraat, of door genoemde familie zeer kalm geweigerd worden,\nbesluit zij — — met niets te doen en stil te gaan leven,\nhetgeen geschiedt. — Alweder, aan het thema zelf ligt het hier\nniet, dat de roman vervelend is uitgevallen. Een meesterhand\nin het teekenen zou het tot een aangrijpend tafereel hebben kunnen\nuitwerken. De elementen waren voorhanden: er ontbrak maar\nhet hoofd aan dat wist door te denken eerst, om dan te ordenen.\nDe heer Anth. Trollope, of Her Majesty\'s Post-Office, had noch dat\nhoofd, noch die meesterhand. Hij meende dat eene zekere vlugheid\nvan conceptie, een zekere onmiskenbare vaardigheid in het opmerken\nvan toestanden en aandoeningen, een ontwijfelbaar talent\nom die weer te geven en losheid van stijl voldoende waren om\neen strijd van hartstochten en plichten te schetsen en tot «en be-\n\n180 BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\nvredigend einde te brengen, die om hunne kieschheid, heftigheid\nen teederheid de hand van een Shakespeare zouden eischen. Daarom\nmislukte zijn werk geheel en al. Hij zette den roman op,\nmaar was te zwak om hem te voltooien. Hij maakte van zijn\nheld een flauwen, verwijfden dwaas, de liefde van geen dier\nbeide, in den grond zoo edele vrouwen waard, die ziek wordt van\nzenuwachtigheid op het oogenblik dat hij handelen moet en Mamalief\nde zaakjes naar haar zin maar weer op orde laat brengen. Met\nLady Ongar weet hij geen weg, en na haar met al hare gebreken\nzoo goed geteekend te hebben, dat wij belangstelling en liefde\nvoor haar gevoelen, solt hij in verlegenheid met haar van hier\nnaar ginds, om haar in onbeduidendheid en verveling te begraven.\nOm deze twee hoofdpersonen plaatste hij "een aantal andere\nheen, die ten deele met geest geteekend zijn, maar hij had\nniet de macht of gunde zich niet den noodigen tijd, om hun doen\nen laten in eenig wezenlijk verband te brengen met het motief\nvan zijn werk, zoodat zij dan ook zonder eenige schade gemist\nkonden worden en geen de minste belangstelling inboezemen. Zijn\neen levendige stijl, een vloeiende dialoog en het nu en dan voorkomen\nvan menschkundige opmerkingen voldoende om zulk onbekookt\nwerk zonder eene enkele gedachte te redden ? Moest het doctor vóór\nden naam des vertalers niet een waarborg zijn tegen het helpen verbreiden\nvan boeken die de hoofden en harten vullen met onbeduidendheid\nen beuzelingen, die den goeden smaak van het spoor leiden\nen nogtans aangenaam genoeg geschreven zijn om gelezen te worden ?\nHet "Madonna Mary" op den titel van het andere boek is eigenlijk\neen blinkend uithangbord om aandacht te trekken. Gij bemerkt\nspoedig, dat zekere Mary, Mrs Ochterlony, de hoofdpersoon is. Zij\nis echtgenoote, zij is moeder van drie zonen, zij wordt spoedig\nweduwe. Gij verwacht nu, dat zij in een leven van moeielijkheid,\nvol strijd tegen lot, menschen, anderer boosheid en eigene zwakheid\nmisschien, een geduld, een moed, een vrome blijmoedigheid zal openbaren,\ndie haar tot het ideaal der christen-vrouw stempelen en, door\ndie den zegen van hare liefde ondervinden, den naam van Madonna\ndoen schenken. Er is hier niets van aan. Die naam was haar, zonder\neenige bijzondere reden, door een teringachtig jong officier gegeven,\ndie in Italië geweest was en met haar dweepte; sedert had menigeen\ndien aangehouden. Mrs Ochterlony is intusschen de alledaagsch*\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 181\nheid in eigen persoon, is zeer lichtgeraakt, huilt zeer spoedig, doet\nop ééne uitzondering na, haar geheele leven niets, verricht geen enkele\ndaad van geduld, heldenmoed\', opoffering of barmhartigheid,\nheeft een zeer rustig en gemakkelijk leventje bij hare bedaagde\ntante en, als vele zwakke weduwen, laat de opvoeding harer jongens\nmeer aan het toeval\', hunne natuur en dezen en genen leermeester\nover, dan dat zij zelve er ooit krachtig de hand aan zou slaan. Het\ngeheim van haar leven is, dat zij als meisje met haren officier weggeloopen\nen te Gretna-Green getrouwd is. De vermaarde smidse intusschen\nis afgebrand, de registers zijn mede vernietigd en de huwelijksacte\nis nergens te vinden. Als nu ook de laatste getuige van zijn\nhuwelijk, een oude dienaar, overleden is, bekruipt den majoor Ochterlony\nde angst, dat er nu geen enkel bewijs van de wettigheid zijns echts\nen dus van de wettigheid der geboorte zijner kinderen meer over is, en\nhij weet zijne vrouw, hoewel met veel moete, over te halen, dat zij\nin eene tweede trouwplechtigheid toestemt. Het huwelijk wordt in\nIndie gesloten; spoedig daarop sneuvelt de majoor en wordt zijn jongste\nkind geboren. Is het eerste huwelijk voor den rechter geldig, zoo\nzijn alle kinderen wettig; is het dit niet, zoo is alleen deze laatst\ngeborene het echte kind zijns vaders. Er ligt in deze omstandigheid\nstof genoeg voor een onderhoudend, waardig, christelijk boek. De\nstrijd van eene zwakke, arme weduwe, eene christin voor hare eer,\ndie reeds dadelijk bij het tweede huwelijk door de booze tongen wordt\naangerand en voor het goed recht en het eigendom harer oudste\nzonen; een strijd, gevoerd wellicht tegen bloedverwanten, hebzuchtige\nvreemden, meedoogenlooze mannen der wet; verbitterd misschien\ndoor den grievenden twijfel harer eigene kinderen en toch volgehouden\nmet mannenmoed en geloovig geduld, om eindelijk zegevierend\nbekroond te worden, ziedaar, dunkt u, een onderwerp\nom de verbeelding van een dichter in vlam te zetten. Van vuur\nen vlam intusschen geen spoor. Van al den strijd, dien gij verwacht\nhadt, niets wat het noemen waard is. Mrs Ochterlony\'s\noudste zoon is, na niets geleerd te hebben, bij geluk door zijn kinderloozen\noom als erfgenaam aangenomen. Als hij op het punt\nstaat om het familiegoed te aanvaarden, hoort hij dat zijn jongste\nbroeder van zijne moeder gevlucht is en, als eenige wettige zoon,\naanspraak maakt op het familiegoed. Nu, denkt gij, zal de worsteling\nbeginnen, worsteling tusschen twee broeders, tusschen beider\n\n182 BÏBLIOGRAPHISCH ALBUM.\nliefde in moeders hart. Och neen! \'t geval, dat zich anderhalf\nboekdeel lang heeft laten wachten, loopt met een sisser af. eensklaps\nkomt, ongevraagd en ongezocht, een getuige van het huwelijk\nop de Schotsche grens uit de lucht vallen en wordt terstond geloofd.\nMama reist haar weggeloopen jongen na, is en blijft ook bij deze\ngelegenheid wat zij altijd geweest is, eene onbeteekenende vrouw,\nzacht en koud als het maanlicht en weet hem van zijn dwaling te\novertuigen. Hij valt zwaar ziek, maar wordt gelukkig beter en —\nhet verhaal is uit! Het heeft niets om zijne hopelooze ledigheid te\nbedekken. Geen puntige denkbeelden verlevendigen, geen fraaie\nstijl versiert het. Sommige karakters zijn ondenkbaar als zij boos,\nonaantrekkelijk als zij goed moeten verbeelden. De nevenpersonen,\'\nzekere femelende kolonelsvronw, een oude tante, een practische oom,\neen goedige, maar domme en slordige vriendin, zijn bijna niet uit\nte staan. Van het begin des boeks tot het einde toe, spreken zij\ndezelfde frases, dezelfde schaduwen van gedachten uit, in een stijl,\nzoo mat en slepend, dat het inspanning vordert den draad niet\ntelkens te verliezen.\nDeze boeken en een aantal van dezelfde soort zijn de eenige lectuur\nvoor menig jongman en menige jonge dame in ons vaderland.\nIs het te verwonderen, dat de roest van zooveel oppervlakkigheid\nde publieke opinie, van zooveel beuzelarij het leven heeft aangetast?\nAan wie de schuld, zoo de smaak bedorven is en de hoofden met\nwind worden gevuld?\nDe vertalers, nu zij eenmaal hunne pen en een deel huns levens\naan het overbrengen in onze taal van deze verhalen gaven, hadden\nhunne taak beter behooren te volbrengen. De ongenoemde in dienst\nvan den Heer ter Gunne schijnt een nieuweling te zijn. Hij heeft\nzijn best gedaan om nauwkeurig zijn plicht te doen, maar het is\nhem evenmin gelukt de sporen van pijnlijken arbeid te verbergen\nen zijne vertaling voor stroefheid te bewaren, als hij er in geslaagd\nis zuiver Hollandsch te schrijven. Hij spreekt van een "woonoord",\nvan eene "nuttige gewoonheid in het leven"; volgens hem zag tante\nAgatha er bij zekere gelegenheid als "eene weenende boetvaardige\nuit", en op een anderen keer weende zij hartelijk mede, maar zij\nwist niet "of van droefheid, of van vreugde". Hij laat Mary\'s gelaat\nergens van denzelfden blos van verontwaardiging gloeien "dan"\n— het onze behoort te kleuren over zulk kreupel Nederduitsch.\n\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 183\nDr. J. C. van Deventer heeft veel grooter vaardigheid als vertaler.\nDe stijl van zijn auteur werkte ongetwijfeld mede; maar ook hij\nheeft er het zijne toe gedaan, dat zijn Werk zich zeer vloeiend lezen\nlaat. Zijne losheid slaat nu echter niet zelden over tot losbandigheid en\nplatheid, in taal en dictie beide. Fanny Clavering had "niets geen"\nhaast om te trouwen, en Mr. Sanl beging eene "dommigheid", toen\nhij haar ten huwelijk vroeg. De gravin-weduwe heeft "een stukgeslagen\nnaam" en is in hat bezit van eene "gestrande schoonheid".\nMen valt in gemeenzaam Hollandsen "iemand op het lijf" of bij\nhem "met de deur in het huis", dr. van Deventer laat de lieden\nelkander "met de deur in het huis op het lijf vallen". Kapitein\nClavering\'s lichtbruin haar begint voor een deel de kruin "van zijn\nknikker" te begeven. Meer dan eens wordt ons in plaats van "lijken"\nhet ongelukkige "lijkenen" opgedrongen; met overgroote gemakkelijkheid\nspreekt de vertaler van "makkelijk", en schijnt te\nmeenen dat hij niet zoo nauwgezet "hoeft" te zijn met zijne moedertaal\n, daar zijne landgenooten niet zoo "kwalijk neemsch" zullen\nwezen om de uitdrukking "waarlijk" geluk voor -. "waarachtig" geluk\nleelijk te vinden, \'t Is bekend, dat de Engelschman gaarne spreekt\nvan zijn vak, zijn beroep of van een zekere groep aanverwante bezigheden,\nals van "Ais line, Ais line of business". Zulk eene spreekwijze\nkan den vertaler moeite genoeg geven, \'t is waar: maar niemand\ndwingt hem ook om een boek uit het Engelsch over te zetten.\nDoctor J. C. van Deventer wil wel vertalen, maar liefst "niets geen\nnotitie" nemen van de eigenaardige eischen van zijn werk, spreekt\ndus geregeld van "de lijn" waarin men werkzaam is en noemt\nhet kiezen van een ander beroep: "veranderen van lijn". Nu hij,\nnaar luid der krant, nog volstrekt niet van plan is "van lijn te veranderen",\nmaar eene tweede vertaling van Macaulay\'s History op\nzich genomen heeft, is het in het belang van het schoone werk en\nvan onze möederspraak beide te wenschen, dat hij zich vooraf streng\nen nauwkeurig zekere lijn voorteekene, de gedragslijn namelijk bij\ndien arbeid te volgen.\nWaartoe dienen, in den naam van goeden smaak! voor zulke lichte\nliteratuur als romans, die erfelijke, deftige, wijdgedrukte boekdeelen,\nwaaraan onze pers getrouwd schijnt te zijn ? Nog eene vraag. Waartoe\ndat onmisbaar titelprentje? De Heer ter Gunne plaatste voor\nbeide deelen van Madonna Mary hetzelfde tafereeltje; de Heer Braat\n\n184 BIBLIOGKAPHISCH ALBUM.\nwas zoo bescheiden, nu hij geen twee teekeningen betaalde, ook maar\nmet één te pronken. Waartoe dienen vele, waartoe dient één vignet ?\nVoor een roman als Adam Bede, waarin menschen met karakters leven,\nwil ik gaarne eenige beelden zien, door een kunstenaars-geest, na\nstudie van het werk zelf, opgevat en door kunstenaarshand geteekend.\nZij helpen mij. Meester Israels doet die mannen en vrouwen veel\nduidelijker voor mijn geest staan, hij doet mij hun doen en laten\nveel beter begrijpen, dan eene lezing alleen van het werk vermocht.\nLaat Dickens\' Pickwick wemelen van geestige en koddige plaatjes.\nMaar sla nu een Madonna Mary en de Claverings op. Er geschiedt\neigenlijk in geen der boeken één feit, er leeft geen enkele persoon\nwaardig of belangwekkend genoeg om in prent gebracht te worden.\nWat krijgt gij nu te zien? In Madonna Mary — tweemaal — het\nallergewichtigste feit, dat Mrs Ochterlony de huiskamer van hare\noude vriendin binnentreedt! Er is in dit lithografietje eene zekere\nonberispelijkheid van teekening — maar \'t is de onberispelijkheid\nder karakterloosheid. Dames en kinderen zijn, wat kleeding aangaat,\nnaar de laatste modeplaat, wat gelaat betreft, naar.die onveranderlijke\nporseleinen poppen-kopjes met kleine mondjes en puntige\nneusjes genomen, waarvan er op uwe kinderkamer wel een paar ergens\nin een hoek zullen liggen. Het prentje vóór de Claverings\nzegt even weinig; geeft even weinig het karakter van Florence weer\nals van Lady Ongar, is onbeteekenend niet enkel, maar misteekend\nbovendien. De vloer is een hellend vlak, waarop geen stoel zou\nkunnen blijven staan. Op een stoel nogtans zit een jufvrouw met\nafgewend gelaat, "very sad", die voor elke heldin in moeielijkheid\nuit eiken denkbaren roman zou kunnen doorgaan. De kunstenaar\nheeft goedgevonden lijf en japon van deze jonge dame zoo te draaien,\ndat zij een vorm heeft aangenomen tusschen een schroef en een\nuitgewrongen handdoek in. O kunst!\nOns volk houdt van lezen en houdt van prentjes-kijken. Deze liefde\nis een hefboom, waarvan gij, schrijvers, vertalers, teekenaars en uitgevers,\nhet einde in handen hebt."\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work Madonna Mary
In this reception

No persons found

Via received works
Madonna Mary Margaret Oliphant Wilson Oliphant