*Art. about Lamping in De Gids ARTICLE

Title *Art. about Lamping in De Gids
Is same as work *Art. about Lamping in De Gids
Author Jacob Nicolaas van Hall
Reference
Place
Date 1886
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['De criticus vindt het boek te veel \'miniatuurwerk\', een \'kortademige\' roman.\n\nVia Bel\n\n[p.373]\n“Levensstrijd, door MARIO. Utrecht, J. L. Beijers. 1886.\n\nMen moet, week in week uit, die omslachtige, langdradige romans\nhebben doorworsteld, of er halverwege in zijn blijven steken, welke,\nmet een volharding een betere zaak waardig, onze boekenmarkt en\n"de portefeuille van het leesgezelschap blijven vullen, om den roman\nof de novelle recht op prijs te stellen, waarin geen ellenlange gesprekken\nworden gevoerd en waarin de intrige zich niet met moeite\nvoortsleept door een taaien brei van onbeduidende of onmogelijke\nvoorvallen.\nDeze novelle nu is niet langdradig, men zou haar eer kortademig\nkunnen noemen. De 25 hoofdstukjes, welke over de ruim\n200 bladzijden zijn verdeeld, zou men, op hunne beurt, elk weer\nin twee of drie kapitteltjes kunnen splitsen. Zoo gaat het met\nkleine schokjes — of neen, schokken krijgt men niet: alles loopt\nglad, geleidelijk voort! — maar met kleine zetjes tot het eind,\nzonder dat de lezer zich verveelt. En met dat laatste bedoelen wij\ngeen negatieven, maar een positieven lof uit te spreken.\nDe schrijver brengt ons in het kleine Wemeldinge, een onaanzienlijk\nlandstadje, in hoofdzaak bestaande uit een lange, niet al te\nbreede straat, die in tweeën gedeeld wordt door de zoogenaamde\n,/Groote Markt" en uit een nog smallere straat, welke met de eerstgenoemde\nevenwijdig loopt. Aan de huizen heeft men in de beneden\nzijkamer naast de deur groene of blauwe horretjes, waarachter\ndes middags de Wemeldingsche dames post vatten met eenig\nhandwerk: die horretjes beschutten voor onbescheiden blikken van\nde overzijde, terwijl een dubbele spion in de gelegenheid stelt om\nrechts en links een heel eind in de straat te zien, en een wakend\noog te houden op de huisdeur van de buren.\nIeder kent van die stadjes, en ieder kent de voornaamste personaadjes,\nwelke er den toon geven. Den gepensionneerden kaptein, de bedaagde\nweduwe met huwbare dochters, het gezin, dat elders betere\ndagen kende, „klappen" gehad heeft en nu in het landstadje stil komt\nleven, de meer aristocratische familie, die op een groot landgoed in de\nonmiddellijke nabijheid woont, en waar het hoofd ,/heereboert — wij\nhebben ze allen ontmoet, en wij herkennen ze in de schets van Mario.\nIn dat kleine stadje komt, in de plaats van den overleden dokter,\nzich een jong medicus, Holma, vestigen. Men ziet er hem en zijn\nvrouwtje met genoegen komen; beiden worden er vriendelijk ont\n\n374 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\nvangen. Al zijn Holma noch zijn vrouw gefortuneerd, er bestaat\nalle vooruitzicht dat de jonge dokter te Wemeldinge zijn weg en\nzijn bestaan vinden zal.\nMaar — de novelle heet Levensstrijd. Wij meenen dien strijd al te\nzien naderen. Wanneer de jonggehuwden, van de huwelijksreis teruggekeerd,\nzich in hun geluk verdiepen, dan hooren wij Holma de\nvrees uitspreken, dat zijn vrouwtje het soms al te eenzaaln hebben\nzal. ^Keken er op/ ; — zegt hij tot zijn Annie — vdat ge veel\nalleen zult wezen; ik zal uit zijn bij dag en bij ontijden, en dat\nis te hopen ook. En als ik thuis ben, vrouwtje mijn, zal ik veel\nmoeten werken.* En dan volgt er een lofrede op zijn vak, //het\nmooiste, dat er op de wereld is"; hij wil in dat vak vooruitkomen,\nen ook op wetenschappelijk gebied wil hij wat leveren...\n,/Beiden verzonken in stil gepeins, maar hunne gedachten volgden\neen anderen loop.\n,/Een gevoel maakte zich meester van de jonge vrouw, dat haar\ntot nog toe vreemd was geweest. Zij dacht niet aan mogelijke eenzaamheid\n— dit baarde haar geen zorg; maar zij zag, zij begreep,\ndat hij, haar man, haar wereld, haar alles, iets liefhad, niet boven,\nniet meer — maar mogelijk evenzeer als haar. Zij zag aan de bezielde\nuitdrukking van zijn blik, hoe bezig zijn geest was; zij gevoelde,\ndat zijne gedachten zich bewogen op een gebied, waarop\nzij hem niet kon volgen, en vast omknelde zij zijne hand, als vreesde\nzij, dat hij haar mocht ontsnappen."\nEen fijn trekje, dat laatste, goed gedacht en goed gezegd.\nDat zal dus de levensstrijd zijn — zeggen wij tot ons zelven.\nDe vrouw, die haren man innig liefheeft en langzamerhand jaloersch\nwordt op die wetenschap, welke den geleerde, en vooral den\ndokter, zoo geheel in beslag weet te nemen, dat zij, de andere\ngeliefde, er bij te kort komt: het is zoo al geen nieuw, dan toch,\nvoor een romanschrijver van talent, een zeer aanlokkelijk onderwerp.\nEn wij lezen verder, maar bemerken al spoedig, dat onze gissing,\ndie toch zoo voor de hand lag, een verkeerde was.\nWij volgen Holma in zijn praktijk — namelijk op een afstand. Wij\nhooren hem over zijn praktijk spreken, wij hooren hem aan zijn vrouw\nvertellen, wat hem alzoo als dokter wedervaart; maar aan een ziekbed,\nwaar wij den jongen man in zijn kracht zouden kunnen leeren\nkennen, zijn karakter zouden leeren waardeeren, zien wij hem\nnooit. Wij hebben te doen met de lieve Annie, die al spoedig in\n\nLETTERKUNDIGE KRONIEK. 375\nde kinderen komt, en in de zorgen; wij vernemen met deelneming,\ndat het met de praktijk niet vooruitgaat, dat een derde dokter zich\nte Wemeldinge is komen vestigen en door indringender manieren —\nmisschien door, zooals kapitein de Bruijne het Holma aanraadde»\nzich wat meer /;op de soos* te vertoonen—hem voorbijstreeft; wij\nhooren dat het jong gezin moeite heeft om rond te komen; — maar\nvan een eigenlijken strijd merken wij weinig of niets. En toch wij\nhadden dien strijd moeten zien, om er door te worden aangegrepen;\nmoeten zien de martelingen, welke de jonge dokter door tegenwerking,\ngeringschatting van zijn kunde, of wat niet al meer, heeft\nte verduren; moeten bijwonen den strijd van eiken dag, den folterenden,\nvernederenden strijd van het gezin, dat zijn fatsoen heeft\nop te houden en fatsoenlijke armoede lijdt. Maar wij vernemen\nhet enkel uit de verte. Met lichte, fijne hand wordt alles door den\nschrijver slechts even aangeroerd. Het is alsof hij het indelicaat,\nof hij het indiscreet vindt, om ons in al die onaangenaamheden, in\nal die huiselijke zorgen en ellende in te wijden.\nEn zoo naderen wij het slot: het verhuizen uit Wemeldinge naar\nWolde, een klein dorpje op de Drentsche hei, en de dood van\nAnnie; — want het eigenlijke //Besluit*, Holma\'s tweede huwelijk,\nwaardoor zijn //levensstrijd* voor ons nog meer van het aangrijpende\nverliest, laten wij, als een overtollig aanhangsel, liefst geheel\nglippen. Holma besluit — ook hier weer schijnt het besluit spoedig\ngenomen, en merken wij van strijd zeer weinig — om een opengevallen\ndoktersplaats te Wolde te gaan vervullen. Op het boerendorp,\nzonder eenige conversatie, zal hij veel moeten missen, maar\nzij zullen er zuinig kunnen leven, en voor Annie, die na een te\nvroege bevalling wat zwak is gebleven, is de lucht er gezond. Doch\nreeds in het hoofdstuk na de aankomst te Wolde, vernemen wij\nin drie bladzijden — roerende, fijn geschreven bladzijden — Annie\'s\nziekte en haar dood. Hoe wij ook te doen hebben met den\narmen Holma, hoe wij ook de sympathieke jonge vrouw betreuren,\nen hoezeer wij het sobere, aangrijpende tooneeltje — Annie\'s sterfbed\n— waardeeren, al weder vragen wij : Waar is de levensstrijd?\nWij hebben tot nu toe geen gewag gemaakt van de episodische\npersonaadjes, welke Mario ons op den korten levensweg van Holma\nen Annie doet ontmoeten. Er zijn er twee onder, waaraan de\nschrijver meer bijzondere zorg heeft besteed : de goedhartige kaptein\nde Bruyne en vooral docter Verdorp. Piet Verdorp, de oogen\n\n376 LETTERKUNDIGE KRONIEK.\nspecialiteit, de geniale wildzang, die dan hier, dan daar zit en telkens\nspoorloos verdwijnt; Piet Verdorp met zijn assistent, den gesjeesden\nstudent, die zijn oudbakken brood opeet en op het operatiebed\nslaapt, is een alleraardigst type. Het partijtje, dat hij aan zijn ouden\nvriend Holma en aan Annie op zijn kamers geeft, is goed gezien\nen geestig weergegeven.\nHoe zonderling die man zich ook aanstelle, hij is geen karikatuur.\nHij moet ergens op dit wereldrond geleefd hebben en er\nmisschien nog ronddolen. In allen geval, hij leef t inMario\'snovelle.\nHet is daarom te meer te betreuren dat de auteur geen middel\nheeft weten te vinden om Piet Verdorp een rol te laten spelen in\nhet leven van zijn helden, of ook maar om hem, den loszinnige,\nals contrast tegenover den conscientieusen Holma, een ruimer plaats\nte geven in deze novelle.\nWat ons in Mario\'s eerste novelle Aleide trof, welke wij in onze\nKroniek van Januari 1885 aankondigden, treft ons ook hier weer. Het\nis nog altijd in vhet schetsen van tooneeltjes die fijn gevoel en\ngoeden smaak vorderen*, dat des schrijvers kracht schuilt. Zijn\ntaal is helder, netjes, puntig — geen boekentaal en geen tooneeltaal.\nAlles vloeit rustig, zonder hindernissen, zij het dan ook zonder u\nmee te sleepen. De dialoog is juist en smaakvol: de menschen\nzeggen precies wat zij, in de omstandigheden waarin zij verkeeren,\nbehooren te zeggen; niets te veel — eer te weinig.\nJammer, dat, met al die eigenschappen, zijn werk zulk miniatuurwerk\nblijft.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work Levensstrijd
In this reception

No persons found

Via received works
Levensstrijd Maria Adriana Lamping - van Bosse