Notes |
["1875-1876\nherdrukt in LFK XX 54-152 (Praamstra GV 428)\n\n55\nVooral de romans van George Sand's eerste periode komen hier in aanmerking. Indiana, het verhaal der martelingen van een vrouwehart in de banden van een ongelukkig huwelijk. Lélia, spiegel van hetgeen omgaat in de ziel eener vrouw die het geloof harer kindschheid verloren, en nog geen ander steunpunt in de plaats gevonden heeft. Jaques, wanhopige poging tot rehabilitatie der echtbreuk. Léone Léoni, tafereel der laagheden waartoe de liefde eene vrouw vervoeren kan. Mauprat of de zegepraal der vrouw over de woestheid der wanbeschaving. André of het onvermogen zelfs van de tederste vrouweliefde tegenover sommige gebreken in den man. Simon, waar men de vrouw van het ancien régime voor den derden, le Compagnon du tour de France, waar men haar voor den opkomenden vierden stand zwichten en profetes der toekomst worden ziet. Tusschen dit alles door, de Lettres d'un voyageur, waarin de auteur regtstreeks het woord neemt. Als kroon op dit alles Consuelo, het beeld der vrouw wier godsdienst de kunst is, en voor wie in de hoogere eenheid van deze zich al de wanklanken van het leven hebben opgelost.\n\nDeze boeken van mevrouw Sand zijn bij hun verschijnen, tusschen de jaren 1830 en 1845, in Nederland slechts bij uitzondering op hunne regte waarde geschat; en dit lag voor een deel aan de tijdsomstandigheden, voor een ander deel aan de buitensporigheid der schrijfster zelve. Wij die nu leven, en \n[ 1 Dit werd geschreven in December 1875, een half jaar vóór George Sand's overlijden. ]\n[p. 56]\nzoo min door de eene als de andere oorzaak in het ontvangen van een zuiveren indruk belemmerd worden, kunnen gemakkelijk anders en juister oordeelen. Voor ons is mevrouw Sand een bewonderenswaardig verschijnsel; eene penvoerster zonder wedergade niet alleen, maar een geest grooter dan eenige andere bekende vrouwegeest, dien het tweede vierdedeel der 19de eeuw heeft voortgebragt. Mevrouw De Staël was eene gematigd konservatieve, mevrouw Sand is eene anti-sociale rigting toegedaan; de eene heeft in een verheven protestantisme, de andere na hare breuk met het katholiek geloof in eene maatschappelijke wijsbegeerte vrede gevonden; de eene is eene groote dame gebleven, de andere is tot het volk afgedaald. Maar de verbazing die mevrouw Sand wekt is dezelfde; verbazing over het genie dat noodig was om in zoo korten tijd zoo diep door te dringen in de moeijelijkste vraagstukken; over de arbeidskracht die vereischt werd om zich van de litteratuur omtrent zoo vele onderwerpen meester te maken; over den rijkdom eener ader die zoo onafgebroken vloeide en met zulk eene vaart naar voren drong; over het veelzijdig vernuft, de veel omvattende menschekennis, het niet ten onder te brengen hart, die uit zoo vele werken spreken.\n\nEn toch, hoe hoog mevrouw Sand moge staan, nog hooger stond mevrouw De Staël - als vrouw. Typen scheppen als Consuelo, als Geneviève, als Fiamma, als Yseult, als Edmée, kon zij niet. Maar zij was eene geoefender meesteres in de zelfbeheersching; hare onderwerping aan de maatschappelijke vormen verzekerde haar eene grootere mate van zedelijke onafhankelijkheid; zij droeg met meer waardigheid de droefheid van haar eenzaam hart; zij is gematigder geweest in den strijd, omdat zij vaster stond in het geloof. De vereeniging van al die vrouwelijke eigenschappen met het karakter van een man en het hoofd van een wijsgeer is het, die ons met zoo groote vereering tot haar doet opzien. Mevrouw Sand gevoelen wij ons gedrongen toe te juichen, voor mevrouw De Staël ontblooten wij onwillekeurig het hoofd."]
|