Caroline (article in de Gids) ARTICLE

Title Caroline (article in de Gids)
Is same as work Caroline (article in de Gids)
Author Hendrick Peter Godfried Quack
Reference
Place
Date 1872
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['Title article: Caroline\n\n\'This collection of letters is a masterpiece in all respects. A new image of woman is presented to our eyes in clear sharp outlines. And that image overmasters the imagination as with diabolical force, so that the mind is almost unable to relinquish it. It is not the graceful, resilient little form, nor the blue eyes, nor the flowing tresses which are fixed in one’s memory, however charming the appearance; nay, it is the surprising and well-rounded composition of a completely original spirit which strikes one.\'\n\n\'From the fragments it will have been seen that she possessed a loftiness of idea and a delicacy of style which has been equalled by few women in Germany. ‘She had – according to the verdict of the best judges of art – every talent to shine as a writer’. But her ambition was not focused on that. […] the true task, which she fulfilled, was to support with heart and soul all of those who worked in the Romantic school, by her advice and encouragement. She held the circle together. […] One can readily imagine […] what value friends attributed to her counsel, even though she was not lavish with her praise.\'\n\nDe Gids:\nfrom beginning of article:\n[p. 269]\n“C A R O L I N E .\n\nBriefe, herausgegeben von G. Waitz. 2 Bande. 1871.\n\nDeze verzameling van brieven is in alle opzichten een kunstwerk.\nEen nieuw vrouwenbeeld wordt ons in zuivere scherpe\nomtrekken voor oogen gesteld. En dat beeld maakt als met\ndemonische kracht zich meester van de verbeelding, zoodat de\ngedachte het bijna niet los kan laten. Niet de kleine sierlijke\nveerkrachtige gestalte, niet de blaauwe oogen, niet de zwierende\nlokken zijn het, die u zoo bijblijven, hoé bevallig het uiterlijk\nook zij; neen, het is \'t verrassend en afgerond samenstel van\neen geheel eigenaardiger! geest. dat u treft. En verwonder u\nniet dat zij die haar omringden , bij alle waardeering van haar\ntalenten, soms in twijfel stonden of zij niet soms bang voor\nhaar moesten worden; want haar gaven, haar hoedanigheden\nwaren van den meest tegen strijdigen aard. De fijnste\nhelderheid van inzicht kon bij haar gepaard gaan met de\nmeest alledaagsche afdwalingen. Het hing soms van u af, hoe\nzij zich vertoonde. De zachtste vrouwelijke teederheid kon afwisselen\nmet de scherpste luim: en de kring van den goeden\nSchiller was niet de eenige die op haar de woorden van Tannhauser\nmocht toepassen : "o Venus, schoone vrouwe mijn, ge zijt\neen duivelinne." Wil men dadelijk uitvoerig weten hoe de\nbeste van haar tijdgenooten over haar dachten, men leze deze\nbladzijde uit den veel gelezen en veel gelaakten roman van Friedrich\nSchlegel, de Lucinde. Ziehier het beeld van Caroline:\n" . . . .de eerste aanblik was van een vrouw, die éénig was...\nZij had gekozen en had zich gegeven.... Zij was vrolijk en\nbewoog zich gemakkelijk in haar geluk, zij was voor niets bevreesd,\nontzag niets, en liet aan haar vernuft en haar luim vrij\n\n270 CAROLINE.\ns p e l . . . . Haar was eigen elke hoogheid en elke bevalligheid,\ndie het deel der vrouwelijke natuur kan zijn: nu eens evenbeeld\nder godheid deed zij op andere tijden onaangenaam aan ; maar alles\nwas bij haar fijn gevormd en vrouwelijk. Vrij en krachtig\nontwikkelde en nitte zich elk van haar bijzondere hoedanigheden,\nals wrare die eigenschap haar eenigste kenmerk : en toch\ngaf de rijke en stoute vermenging van zoo ongelijke zaken\ngeen verwarrenden indruk, want één geest bezielde het, een\nlevende adem van harmonie en liefde. Zij kon in hetzelfde\nuur een of anderen lachwekkenden zet met den moedwil en de\nfijnheid van een goede actrice u vertoonen, en dan weder een\nverheven gedicht voorlezen als met de wegslependheid van een\nkunsteloos gezang. Nu wilde zij in de wereld coquetteren en\nspelen, dan was zij geheel geestdrift, dan weder hielp zij met\nraad en daad, ernstig, bescheiden en vriendelijk als een teedere\nmoeder. Een niets beteekenende omstandigheid werd door haar\nkunst van te vertellen een schoon sprookje. Alles werd door\nhaar omgeven met gevoel en met geest; zij had zin voor alles\nen alles kwam veredeld uit haar vormende hand en van haar\nzoet sprekende lippen. Geen goede of groote gedachte was te\nheilig of te algemeen voor haar hartstochtelijke deelneming.\nZij begreep elke aanwijzing en beantwoordde ook de vraag die\nniet was uitgesproken. Het was niet mogelijk haar iets breed\nuiteen te zetten : het werden van zelfs gesprekken, en onder\nhet klimmend belang dat zij in \'t onderwerp stelde, speelde op\nhaar fijn gelaat een altijd nieuwe muziek van blikken vol beteekenis\nen liefdevolle trekken. Men meende dat-zelfde spel\nvan haar gelaat te zien, wanneer men haar brieven las: zoo\ndoorzichtig en vol uitdrukking schreef zij tér neder wat zij\nzich als gesprek had gedacht. Wie haar slechts van deze zijde\nhoorde, had kunnen denken, dat zij alleen waard was om bemind\nte worden, dat zij had kunnen betooveren op het tooneel;\ndat aan haar gevleugelde woorden slechts maat en rijm ontbraken\nom teedere poësie te worden. En toch toonde juist deze\nvrouw bij elke groote gelegenheid verwonderlijke moed en kracht,\nen dat was ook het hooge gezichtspunt, van waaruit zij de\nwaarde der menschen beoordeelde." — Men ziet dadelijk dat\ndit portret niet de beeldtenis is eener alledaagsche vrouw. En\nstel u nu verder voor, dat diezelfde vrouw in den storm van\nhet leven wordt medegenomen, dat zij in de twee groote gebeurtenissen\nder nieuwe geschiedenis, de fiansche revolutie en\n\nCAROLINE. 271\nde duitsche letterkundige herleving in \'t begin van onze eeuw,\nvan nabij wordt betrokken en daarin optreedt; dat zij verder diep\nvalt om even gemakkelijk zich te verheffen; dat zij zelve nooit\nals schrijfster optredend, de beste schrijvers van Duitschland\nvoortdurend bezielt; dat de diepste wijsgeer van Duitschland\nzijn hulde haar aanbiedt, en gij begrijpt dat aan afwisseling en\nschakeering in zulk een leven geen gebrek is. En evenmin\naan eenheid. Want ziedaar het verrassende Die verschijning\nvan Caroline maakt den indruk van een hetooverende muziek: •\neen cpiartet van een der groote meesters. De melodie wordt\nin den beginne helder, zuiver aangegeven, maar weldra komen\nde snijdendste toonen dat zachte weefsel van vliedende klanken\nverstoren. Wat bromt de bas, wat klaagt de viool! Harder\nen snijdender wordt het contrast. Het is de strijd van het\ngemoed. De storm zweept alle hartstochten op. De ondergang\ndreigt. En als de kamp nu het heftigst schijnt, komt daar echter\nin de verte nauw hoorbaar een zachte herinnering weerklinken\naan die eerst in het begin slechts even aangegeven\nmelodie. Die zachte toon wordt voller en voller. De oplossing\nnadert en in het schoonste en reinste accoord eindigt welhaast\nhet gedicht der klanken. Zulk een indruk maakt het leven van\nCaroline.\nZe was geboren te Göttingen den 2c,en September 1763, en\nin die academie-stad leefde zij de eerste twintig jaren van haar\nleven. Dat Göttingen was op het einde der 18cle eeuw een\nstad vol beroemde namen en figuren om uit te teekenen. De\nEngelsch-Haunoversche koningen deden al hun best om hun\nacademie tot de uitnemendste van Duitschland te maken; beroemde\ngeleerden kregen er een leerstoel, en de studenten,\nwaaronder de zonen der aanzienlijkste geslachten, vloeiden dan\nook in die dagen van alle kanten naar Göttingen toe. Trekvogels\nvan allerlei veer en pluim streken er neder, toefden voor\nenkele maanden aan de voeten der Göttingsche professoren en\ntrokken dan wéér vrij luidruchtig weg, na eerst hun beleefde\nbuiging voor al die geleerden en hooggeleerden gemaakt te hebben.\nDie professoren werden dan ook niet weinig pedant. Zij\nbeheerschten er een eigen kring en deden alles in de stad zich\nplooijen naar de vormen en gewoonten van die sfeer. Göttingen\nwerd de type van een Duitsche academie-wereld. Moch\n\n272 CAROLINE.\nten wij enkele namen noemen van die wereld, wij zouden den\nnaam vermelden van Schlözer, den beroemden • statisticus, van\nHeyne, den baanbreker van de studie der Grieksche en Eomeinsche\noudheid, van Clir. Meiners, den bekenden historicus, van Gatterer...\nen wij zouden uit dien kring ook niet vergeten den geroemden\noriëntalist, den bijbelkenner Johann David Michaelis.\nDie Michaelis, die omstreeks het jaar 1793 stierf, heeft een\nlange levensbeschrijving van zich zelven nagelaten. Zijn eigen\nlitterair karakter en werkzaamheid beschrijft hij daarin uitvoerig,\nbenevens al de folianten die hij doorlezen en de boeken\ndie hij beschreven heeft. Op het einde van zijn autobiografie\nvertelt de oude heer summier, dat hij een paar zonen en drie\ndochters ook aan de wereld heeft nagelaten. Hij noemt echter\nniet eens de namen van die dochters, als van minder belang.\nVreemd zou hij zeker opgezien hebben, als men hem had voorspeld,\ndat honderd jaren later men hem noch om zijn folianten,\nnoch om zijn boeken zou herdenken, maar juist om een van\ndie dochters, om Caroline!\n[…]”\n\nfrom ending of article:\n[p.322]\n"Geen dichter zou het gewaagd hebben, zulk een vereeniging\nvan tegenstrijdige hoedanigheden in één persoon harmonieus\nons voor te stellen. Doch wat geen poëet zou hebben durven\nondernemen, heeft de natuur zelve gewrocht. Want hier\nis geen figuur uit een drama, geen heldin uit een epos ; neen,\nhier is voor ons een vrouw uit onze wereld, die geleefd heeft\nals wij, en die haar zelf bekentenissen ons slechts mededeelt.\nDie bekentenissen zijn zonderling, soms verbijsterend, doch\nzij bevestigen slechts hoeveel waarheid daar was in de uitspraak\nvan Hamlet, als hij zijn vrienden, die niet eens de luit konden\nbespelen, waarschuwt voorzichtig te zijn met het beoordeelcn\nvan het geheim der menschelijke persoonlijkheid. Daar\nis meer muziek, meer afwisseling van toonen in den mensch\ndan oppervlakkig schijnt. Het gaat niet aan, dadelijk een formule\nvoor alles gereed te hebben.\nMijn studie bedoelt niet anders dan een verklaring zoo goed\nals ik ze geven kon. Vergeving voor Caroline vraag ik niet.\nDie in zijn eigen levensbeschouwing heeft opgenomen de begrippen\nvan zonde en berouw, zal zich daarover kunnen verwonderen,\ndat een leven mogelijk was, waarbij alle transformatiën en overgangen\nvan den éénen toestand in den anderen plaats hadden als\nde overgang van rups tot vlinder; hij kan \'t nagaan in de analyse\nvan deze vrouw, bij wie de walm van den hartstocht nooit\nde helderheid van het inzicht heeft verdonkerd, bij wie de passie\nnimmer tot zelfbedrog leidde, en die altijd van het verledene\nin het tegenwoordige met lichten stap oversprong, niet onbevlekt\nmaar onverzwakt."\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work *Briefe
In this reception

No persons found

Via received works
*Briefe Caroline Schlegel Schelling