Notes |
['Absent from Riewald/Bakker\r\n\r\n[p.175]\r\n“[…]\r\nDe Bloem des huizes. Een verhaal naar hei Engelsch,\r\nvan E. Prentiss, schrijfster van "Berg-opwaarts\'\'\', door\r\nAlmine. Amsterdam, W. H. Kirberger. 1874.\r\n\r\nHeinrich Heine schreef in het jaar 1832 uit Parijs: "Nachdem\r\ndie alte Orgie ein so schleohtes Ende genommen und auf den\r\nsüssesten Siinderausch die bitterste Noth gefolgt war, liaben die\r\nedien Herren ihre schlüpfrigen Eomane mit Erbauungsbüchern vertauscht,\r\nund sie sind sehr devot geworden, und keusch und sie\r\nwollen dem Volk ein gutes Beispiel geben."\r\nDeze opmerking, door Heine in zijnen tijd en zijne omgeving gemaakt,\r\ndoet ons vermoeden, dat er eenige verwantschap bestaat tusschen\r\nstichtelijke en romantische literatuur; want anders is zulk eene\r\nplotselinge wijziging in de keuze van het geestesvoedsel haast ondenkbaar.\r\nVelen in onze dagen zullen zoowel de uiting van Heine als de\r\nopmerking die ik daaraan vastknoopte, voor een boosaardig verzinsel\r\nhouden; maar terwijl de geschiedenis hem in het gelijk stelt, leveren\r\nwaarneming en ervaring stoffe te over, om mijn goed recht te\r\nbepleiten.\r\nIk zal maar niet te veel nadruk leggen op het feit, dat in sommige\r\nsalons eene zeer vriendschappelijke verstandhouding is aan\r\nte wijzen tusschen devote boekjes en romans van niet zeer edel\r\ngehalte, hel geen ter loops gezegd een vernieuwd bewijs is voor de\r\n\r\n176 BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\r\nhuwelijksverbintenis tusschen materialisme en piëtisme, waarvan elders\r\ngewaagd werd. Liever wijs ik op andere verschijnselen, die niet zoo\r\nkwetsend schijnen voor het gevoel van sommigen. Of zou de waarheid,\r\ndat stichtelijke boeken en romans tot de meest gezochte lectuur\r\nvan den dag behooren, niet pleiten voor de door mij bedoelde\r\nverwantschap? En als men de waarde dezer getuigenis soms niet\r\nvan genoegzame kracht rekent, laat men dan ten minste de oogen\r\nniet sluiten voor het onloochenbare feit, dat vele vrome schrijvers\r\nen schrijfsters van onze dagen gemeend hebben te moeten offeren\r\naan de goden dezer eeuw; dat zij de letterkunde dientengevolge\r\nverrijkten met een nieuw genre: de stichtelijke romantiek. Let\r\nwel: ik spreek met opzet niet van romantische, stichtelijke lectuur,\r\nmaar van stichtelijke romans, omdat het romantisch karakter op\r\nden voorgrond staat, hetzij dan willens of onwillens. Wil men het\r\nontstaan dier stichtelijke romans op rekening stellen van het halfslachtig\r\nkarakter der thans levenden, waarop de vrome auteurs\r\ndienden te letten, mij goed; wil men het in verband brengen met\r\nhet bewustzijn van de bedoelde schrijvers, dat hun genre in onvermengden\r\nvorm ietwat droog en taai is, ik zal het niet tegenspreken,\r\nmits men in elk geval in het oog houde, dat zoodanige samensmelting\r\nonmogelijk is zonder eenige verwantschap.\r\nIk zal niet verder daarop ingaan; allerminst wensch ik in bijzonderheden\r\nte treden omtrent den aard dier verwantschap. Men\r\nmocht van zekere zijde daarachter allicht verkeerde bedoelingen\r\nzoeken, of wat hier meer beteekent, men mocht meenen, dat ik\r\nover dit genre "la mort sans phrase" wilde uitspreken.\r\n[…]\r\n\r\n[p.182]\r\n“Eenige jaren geleden had ik het genoegen in ditzelfde tijdschrift\r\neen ander boekje aan te kondigen van de schrijfster, wier arbeid\r\nte bespreken mij thans nog rest. "Berg opwaarts," zoo was de\r\ntitel van het geschrift van E. Prentiss, dat toen door mij behandeld\r\nwerd en wel in gunstigen zin, weshalve ik zeide, het mij met\r\ngenoegen te herinneren. Prentiss\' geschriften toch hebben eene\r\ngeijkte kleur in het godsdienstige, en het is in mijn oog een voorrecht\r\nin de gelegenheid te wezen, iels goeds te zeggen van hen,\r\nwier richting de onze niet is. De godsdienst-geschillen verdeelen\r\nen verbitteren zoo vaak, dat er eene zekere bekoring ligt\r\nin \'t gevoel van eenheid over de geloofsverdeeldheid heen, ook\r\nal is die eenheid slechts overeenstemming van smaak en waardeering\r\nop kunstgebied. Heb ik "Berg opwaarts" indertijd begroet\r\nals een goed boek behoudens enkele feilen, omtrent "de Bloem\r\ndes huizes" kan mijn oordeel niet minder zijn, maar integendeel\r\nnog gunstiger. Terwijl daar de vorm, die van een dagboek namelijk,\r\ndoor mij misprezen werd als van schadelijken invloed op de losheid\r\nen frischheid en op den geleidelijken gang, hebben wij hier een\r\naaneengeschakeld verhaal dat geregeld voortgaat en zich prettig laat\r\nlezen. Terwijl daar bepaaldelijk in een der hoofdfiguren iets van\r\ndien ziekelijken godsdienst viel aan te wijzen wat stuitend was\r\nvoor hen, die de gezonde ontwikkeling van het christelijk leven\r\nliefhebben, zijn hier in dat opzicht alleen sporadisch enkele vlekjes,\r\ndie echter niets wegnemen van den doorgaand gezonden toon. Nu\r\nen dan is er iets formeels in de aangeprezen vroomheid; de opvatting\r\nvan het gebed is nief diep en niet hoog genoeg; een klein\r\nweinigje kunstmatige en onnatuurlijke overspanning valt soms niet\r\nte miskennen, maar de doorloopende grondgedachte is, dat men\r\nziet, zooals de schrijfster het zelve uitdrukt, hier met "geen godsdienstig\r\npleisterwerk" te doen te hebben. Ik hoop, dat dit boek door\r\nvelen, vooral door jonge dames, gelezen wordt. Het zal weldadig\r\nwerken op verstand en hart van allen, onverschillig welke hunne\r\ngodsdienstige overtuiging zij, daar wij hier als in een levend beeld\r\nden aard, de waarde, de vrucht der echte en waarachtige zelfverloochening\r\nte aanschouwen krijgen. De godsdienst des harten, die met\r\n\r\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 183\r\nelk soort van belijdenis kan gepaard gaan, maakt haar, die ze be.\r\noefenen, tot liefelijke bloemen van haren kring, en doet van menig\r\ngemoed, dat anders allicht tot ontevredenheid met het leven gestemd\r\nzou wezen, weldadige geuren uitgaan over hare omgeving. De\r\nschrijfster zal voor hare lezers en lezeressen, die haar trachten te\r\nverstaan, tot rijken zegen zijn. Zij, die van haar willen leeren in\r\ndezen onzen tijd, zoo vol van streven naar verheffing der vrouw, dat\r\nde opheffing der andere helft van ons geslacht\' alleerst moet gepaard\r\ngaan met emancipatie van kleingeestige zelfzucht, zullen velen ten\r\nzegen zijn. En daarom hebben èu de vertaalster èn de uitgever,\r\ndie voor goede uitvoering en een aantrekkelijk uiterlijk zorgden,\r\naanspraak op onzen hartelijken dank. Wanneer de stichtelijke romantiek\r\nsteeds op zulke exemplaren kon wijzen, zouden wij ons niet\r\ngeroepen achten kwaad van dit genre te spreken. Trouwens het\r\nzou dan, trots de aesthetisohe ketterjagers, zijn weg door het leven\r\nwel vinden.\r\n\r\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
|