*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Jacob Nicolaas van Hall
Reference
Place
Date 1883
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['art. on 3rd edition of the work.\n\n[p.169]\n“De Delftsche Wonderdokter, door Mevr. A. L. G. BOSBOOM\nTOUSSAINT. Derde druk. (Opgedragen aan het Nederlandsche\nvolk en vermeerderd met eene inleiding). Amsterdam, W. H.\nKirberger, 1883.\n\n[p.171]\n“Wie nog aan het Nederlandsche volk gelooft en op dat volk\nhoopt is de beminnelijke Mevrouw Bosboom-Toussaint die,\nzoowel als aan haar machtig talent, aan haar warme vaderlandsliefde\nte danken heeft, dat zij leeft en zal blijven leven in het hart van\nhaar landgenooten.\nWilt ge een hartig en hartelijk vaderlandsch woord vernemen,\nlees dan de inleiding, welke zij aan den 3den druk van De Delftsche\nWonderdokter laat voorafgaan.\nMevrouw Bosboom is niet minder op hare onafhankelijkheid als\nschrijfster gesteld dan Huet. Ook zij schrijft: ;/Ik heb altijd getracht\nmijne onafhankelijkheid te bewaren op litterarisch gebied,\nal moest ik daardoor misschien een weinig op mijzelve staan. In\ndit isolement voelde ik mij vrij, en in die vrijheid vond ik mijne\nkracht” Maar daarvoor is zij niet haar land ontvlucht, heelt zij\nniet oude banden laten afsterven, niet zich in een of andere\n“bomvrije kazemat" opgesloten. Neen, zij is blijven leven in het\nmidden van haar volk, zij is in gemeenschap gebleven met de\nvoortreffelijkste harer tijdgenooten, welke richting zij ook waren\ntoegedaan. De ernstige geloofsovertuiging, welke ten grondslag ligt\naan al hare historische romans, heeft haar niet gemaakt tot een\npartijgangster.\n172 LETTERKUNDIGE KEONIEK.\nDe inleiding tot dezen derden druk van De Delftsche Wonderdokter\nbevat een toewijding aan de nagedachtenis van hare vrienden\nGroen van Prinsterer. Men kan van dit edel echtpaar, van den\nfijnen geest, die ons door de meesterlijke teekening van Allard Pierson\nin zijne ^Oudere Tijdgenooten// nog nader is getreden, met\ngeen oprechter waardeering spreken dan Mevrouw Bosboom het in deze\ninleiding doet. Zij schetst hare vrienden als „zich zelven vergetend\nverloochenend, om den wille van anderen, altijd gevende met een\nblijmoedig hart, altijd en overal de milde hand uitstrekkende, zoover zij\nreiken kon, en nooit ontmoedigd, hoe vaak ook teleurgesteld; nooit\nterugtredend, hoe vaak ook gekwetst, lastig gevallen, bedrogen! altijd\nen overal overvloediglijk weldoende, als de rijkste onder de rijken en\ndaarnevens hun zelven arm in den zin van eenvoud en matiging,\nnaar evenredigheid van de groote schatten, die hun waren toebedeeld/\'\nToch heeft zij haar roman bij zijn eerste verschijning niet\nopgedragen aan de echtgenooten Groen van Prinsterer. Zulk een\nopdracht, schrijft zij, „had mijn boek tot het boek eener partij\ngestempeld, en dit mocht niet zijn . . . Mijn Wonderdokter mocht\nniet eenzijdig worden opgevat, hij behoorde niet aan eene richting\nmaar aan alle mijne landgenooten . . . "\nBovendien, de schrijfster wist, dat hare vrienden niet noodig\nhadden dat het boek hun bijzonder werd toegewijd, om het\nmet liefde te ontvangen en er hunne goedkeuring aan te\nschenken.\nJacob Jansz, de waardige Delvenaar van de 16e eeuw, de held\nvan dezen roman, was — zoo gaat de schrijfster in deze inleiding\nvoort — ,/de man van het volk, een democraat in den waren edelsten\nzin. Hij was van de leer, dat geen land kon bloeien zonder\norde, en dat er geen orde kon zijn zonder gezag ; hij eerde Heeren\nen Prinsen in de waardigheid van hun ambt, van hunnen rang;\nmaar hij eerde niet minder den nijveren handwerksman en zijn\narbeid. . . Hij had de leus: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap\nn i e t in den mond; hij had zijn medeburgers veel te lief om hen\nontevreden te maken met hun lot en ongeschikt voor de plichten,\nwaarvan het volbrengen zelf hun geluk zou bevorderen. Hij hield\ngeen toespraken, maar hij leeraarde bij exempel. . . Zoo stichtte hij\nzijne tijd- en landgenooten, die hem liefhadden en eerden tot\nlang na zijn dood,/\'\n„O ! mocht hij het nog weer de onzen doen" — roept Mevrouw\n\nLETTERKUNDIGE KRONIEK. 173\nBosboom uit. En dan richt zij zich, aan het slot van deze inleiding,\nrechtstreeks aldus tot het Nederlandsche volk:\n“Volk van Nederland! deze uitgave van den Delftschen Wonderdokter\nis nu werkelijk opgedragen aan u, en daarom heb ik zelve\nu ook wat te zeggen. Wonderdokters zijn niet onmogelijk, maar\ntoch . . . . zeer zeldzaam, en op sociaal gebied geeft er zich menigeen\nvoor uit die niet te vertrouwen is. Geeft ze geen geloof. Zij\nwijzen u op luchtspiegelingen die verdwijnen, zoo ras gij er naar\ngrijpt, en bieden geneesmiddelen aan die de kwaal doen verergeren.\nNaar verbetering van toestand te trachten is uw recht, is de\nplicht van ieder burger, die voor zich zelf en de zijnen heeft te\nzorgen; maar rhen zoeke de verbetering niet in gewelddadige omkeering\nvan het bestaande, men zoeke die niet door in het blinde\nte tasten naar \'t geen in de verte ligt, men zoeke het naastbij\nmet opene oogen; in eendrachtelijk samenwerken, in wijs overleg\n. . . ." En dan vermaant zij de werklieden, dat zij liefde en\neensgezindheid mogen kweeken in hunne gezinnen ; dat zij breken\nmogen met hun ergsten vijand: den drank; dat zij het niet op de\nschool of de kerk alleen laten aankomen, om hunne kinderen te\nleeren wat zij noodig hebben te weten en te zijn; maar dat zij\nhun ook in het gezin, door hun voorbeeld, leeren wat het zegt zijn\nplicht te doen, al valt het zwaar, wat het zegt elkander te verdragen,\nelkander lief te hebben en elkander te helpen in het\nkleine.\nBij al den ernst, dien deze woorden ademen, toont de zeventigjarige\nook een open oog te hebben voor de genietingen van het\nleven en ze den werkman van harte te gunnen. ^E: zijn volksvoorstellingen"\n— zegt zij — ^er zijn volksspelen, er zijn volkstreinen,\ndie het zich verplaatsen van het eene oord naar het andere\nonder het bereik brengen van den minst gegoede. Waarom zoudt\ngij er het uwe niet eens van nemen? Kniezen en suffen maakt\ngeen ftinken werkman en, ik weet het zoo goed als gij, „een mensch\nmoet eens een beetje hebben." Alleen, geniet dan met matiging\nen met de uwen; zoek het genot niet in bedwelming die vernedert\nen ontaardt . . ." En eindelijk: vIn alle uwe wegen houdt\nvast aan de vreeze Gods, dan hebt gij voor geen mensch de oogen\nneer te slaan."\nMen moge de geloofsovertuiging, welke uit deze inleidingspreekt,\nal of niet deelen, wie op zijn beurt geen partijganger\n\n174 LETTERKUNDIGE KBONIEK.\nis, zal getroffen worden door den blij moedigen, hartelijken, gemoedelijken\ntoon van deze opdracht. In onze dagen, nu de\ndweepzucht, de geest van uitsluiting steeds in kracht toenemen,\nnu de partijen steeds onverzoenlijker tegen elkander optreden en\neen strijd op leven en dood staan aan te gaan, is zulk een toon\nuit den mond van een ”vrouw des geloofs" dubbel te waardeeren.\nDe Delftsche wonderdokter heeft zijn naam reeds gemaakt en onze\naanbeveling niet meer noodig.\nGij mist in dezen roman het gejaagde, maar ook iets van het\nspannende dat in onzen gehaasten tijd den modernen roman kenmerkt.\nHet breed uitgesponnene in beschrijvingen en gesprekken vordert\nvan den lezer eenige volharding, eenige inspanning; — maar hoe wordt\ndie moeite beloond ! Telkens geniet ge van die tafereelen, met hun\nhistorischen achtergrond, krachtig geschilderd door de hand eener kunstenares,\ndie het tijdvak, dat zij voor hare schepping koos, den\naanvang van den hervormingstijd in ons land, in den grond kent,\nin den geest er van diep is doorgedrongen, en met onovertroffen\nmeesterschap den toon en de kleur van dit tijdvak weet te treffen\nen weer te geven.\nZij die na ons komen zullen wellicht geen tijd meer vinden of\nalthans zich den tijd niet meer gunnen, om een zoo breed uitgesponnen\nroman te lezen, doch de een of andere man van smaak zal\nvoor de lezers der 20e eeuw een keus weten te doen uit de voornaamste\ntafereelen, als het spelevaren op den Delftschen vliet,\nJuliaans vlucht door Delft na het woeste tooneel in het kuiperspakhuis,\nzijne ontvangst in Graswinckels woning en zoovele anderen.\nDeze schoonheden blijven, ook als de vorm van het geheel\nverouderd zal schijnen, a joy for ever.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
De Delftsche wonderdokter Toussaint, Anna Louisa Geertruida