Notes |
['[p.584]\r\n\r\n“Gure Lente. Heideroosje, door Antoinette. Amsterdam\r\nP. N. van Kampen & Zoon, 1882.\r\n\r\nSalvatore Farina, Ons Kroost. Vertaald door Mej.\r\nC. C. van Deventer. Amsterdam, F. Rogge, 1882.\r\n\r\nIl Signor Io. Roux e Favale. Torino, 1882.\r\n\r\n"Geen Miniaturen meer, maar voortaan Verhalen wachten wij\r\n"van u", werd der schrijfster toegeroepen, toen hare Nieuwe Miniaturen\r\nin dit tijdschrift een wel hoogen maar toch volstrekt niet\r\noverdreven lof genoten. En zie, de recensent mag in het zeldzame\r\nvoorrecht roemen, dat zijn raad onmiddellijk is opgevolgd. Het\r\nboekje, waar de lezers van haar vorige werkjes zeker gretig de hand\r\nnaar uitstrekken, bevat nu niet weer van die half dwepende schetsjes\r\nwaarmede velen, met mij, evenzeer dweepten, maar verhalen. Een\r\ntweetal slechts, \'t Zijn bepaalde geschiedenissen. Er gebeurt wat\r\nin elk verhaal. De schrijfster heeft hare beelden niet weer in de\r\nlucht laten zweven en \'t aan haar fantasie overgelaten hoe en waarheen\r\nze zich bewegen zouden, maar zij heeft ditmaal met vaste\r\nhand eiken persoon dien zij voor ons laat verschijnen, binnen de\r\ngrenzen der werkelijkheid gehouden. In de straten onzer groote\r\nsteden zien wij hen, goed en kwaad doende, in het eerste verhaal\r\nnog al veel het laatste zelfs. Toch is haar dat in het tweede wat\r\nmoeielijk gevallen. Wel voldoet het slot daarvan ook volkomen aan\r\nde wetten en de wijsheid der wereld waarin wij dagelijks verkeeren,\r\nmaar het begin van dat verhaal roept ons toch onmiddellijk de\r\nde best geslaagde bladzijden van hare Miniaturen weer voor den\r\ngeest, \'t Werd haar blijkbaar te machtig, zoo nuchter onder dat\r\npraktische stadsvolk te blijven. Naar buiten snakte zij, naar de\r\nbruine heide en de bosschen, die bij elk wolkje dat even voorbij de\r\nzon drijft en bij elke wisseling der seizoenen telkens als door een\r\ntooverroede in een geheel ander landschap haast omgegoocheld worden,\r\nwant daar haalt zij ruimer adem en stijgen liefelijker beelden\r\nvoor haar oog. Het Heideroosje kan alleen Antoinette ons geven,\r\nmaar aan de hand van den Gids, wiens raad zij dankbaar aannam.\r\nVraagt ge mij of dat wijs gedaan is? Ontwijkend antwoord ik,\r\ndat het oude tijdschrift "de Kecensent ook der Recensenten" al\r\n\r\nBIBLIOGEAPHISCH ALBUM. 585\r\nsinds menschenheugenis overleden is. Laat een schrijfster zich zelfstandig\r\nontwikkelen, schrijven wat hoofd en hart haar ingeven, verloochenen\r\nkan zij zich toch niet. Al moogt ge beweren dat die\r\njongelui in Gure Lente niet uit het hout gesneden zijn dat Emants\r\nJong Holland noemt en waaruit hij met een vaste, zij \'t ook meêdoogenlooze\r\nhand, clichés gevormd heeft waarin men wel genoodzaakt\r\nis portretten te herkennen omdat ze zulke sprekende gelijkenissen\r\ndragen; toch staat de hoofdpersoon van Antoinette\'s verhaal u niet\r\nminder levendig dan bij hem voor den geest. Zoek de naakte en\r\nnuchtere werkelijkheid van een Jong Holland niet bij Antoinette,\r\nmaar bewonder bij haar de gedachte om dat verlaten kind tot een\r\ninderdaad onvermijdelijk droevig einde te voeren, enkel en alleen\r\nomdat voor hem de lentejaren van zijn leven werkelijk guur waren.\r\nGe behoeft niet aan ziekelijke weekheid te lijden, om innig begaan\r\nte zijn met dat eenzame knaapje, hunkerende naar liefde maar overal\r\nstuitende op ijskoud eigenbelang. Elk woord van liefde, waar of\r\ngehuicheld, moet dien verstooteling wel medesleepen, overal waarheen\r\nzijn goede of booze genius hem wil voeren. Ik leef zoo geheel met\r\ndat verwaarloosd kind mede, dat ik aan \'t einde van het verhaal\r\nhaast vergeten ben of ik de omgeving waarin hij onderging, wel zoo\r\nvolkomen naar den gewonen gang der wereldsche dingen gevonden\r\nheb. En al heb ik te lang op het plaveisel van groote steden en door\r\nhet gedrang van alleen zich zelf zoekende menschen mijn weg moeten\r\nvinden, zoodat die argelooze heideroosjes mij haast vreemd voorkomen,\r\ntoch verkneukel ik mij in dat goedgeloovig kind hetwelk\r\nalleen van liefde kan droomen en den schaterlach der menschkundigen\r\nnog nooit heeft gehoord. Ook vergoedt die volkomen wereldwijze\r\nmama alles, wat aan de teekening van het meisje moge ontbreken.\r\nEn als ten slotte de minnaar den eenvoudigen naam van\r\nden man zijner vroegere liefste moet hooren, verwijt niemand aan\r\nAntoinette meer gebrek aan kennis der werkelijkheid. Uitmuntend\r\ngegrepen, dat zoo juist gekozen woord.\r\n"Ge moest sprookjes dichten", raadde een geestig en scherpzinnig\r\nvriend haar aan. Dus nu weer geen verhalen? zal zij vragen. Maar\r\nop het laatste gebied heeft zij zich nog maar ééns gewaagd; en toch,\r\nwat zij op dat der sprookjes vermag, dat wordt ons allicht later\r\nook duidelijk. Immers blijkbaar neemt zij dankbaar den raad aan\r\nvan hen die zij vertrouwt. Getuige dit boekske. En wanneer ge\r\n\r\n586 BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\r\ndat gelezen hebt, dan stelt ge mij zeker niet weer de vraag waarmede\r\nik begon: of zij wijs deed dien raad op te volgen. Ik althans\r\nzou nu gaarne een toestemmend antwoord daarop geven, maar toch\r\nwel degelijk onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat zij \'t den hoofdmannen\r\nvan die romans der werkelijkheid afzie, hoe zij menschen\r\nvan vleesch en bloed op het papier weten te brengen. Niet eens bij\r\nden grooten Parijzënaar behoeft zij daarvoor ter schole te gaan,\r\ngelukkig kunnen ook schrijvers wier namen reeds een geheel anderen\r\nklank hebben \'t haar leeren. Ik noem den Italiaan Salvatore Farina.\r\nIn weinige jaren is die schrijver van bekend, beroemd geworden.\r\nGeen enkele roman van hem, of ze is in verscheidene talen overgebracht.\r\nDe Duitschers dwepen met hem. Ook hier te lande\r\nvindt hij een steeds grooteren kring van lezers. En indien één\r\nwerk van hem dat ook verdient, dan mag die aardige aaneenschakeling\r\nvan verhaaltjes, onder den algemeenen titel van "Ons Kroost"\r\ntot een geheel vereenigd, wel genoemd worden.\r\nEeeds bij de verschijning van de afzonderlijke deeltjes kondigde\r\nik enkele daarvan aan, telkens met ingenomenheid. Maar nu Mejufvrouw\r\nvan Deventer, met een al zeer gelukkige pen, alle die toch\r\ninderdaad zoo geheel Italiaansche verhaaltjes in een zoo echt Nederlandsch\r\nkleed heeft Weten te steken dat al het vreemde voor ons\r\nals verdwijnt, moet ik er nog even de algemeene aandacht op vestigen.\r\nOok Farina heeft veel gemoed, maar, in afwijking van Antoinette,\r\nnog veel meer behoefte om het leven geheel en al naar de\r\nwerkelijkheid weer te geven. Ook bij hem vindt ge aandoenlijke\r\ntaferéelen, maar altijd haast hij zich den gewonen mensch volkomen\r\nonopgesmukt voor ons te brengen en tart u, hem ook maar een\r\nenkel oogenblik te betrappen op iets wat men van iederen sterveling\r\nvan vleesch en bloed niet gewend is. Het nuchtere van hem\r\nvindt ge bij Antoinette niet, maar toch zal zij de laatste zijn die\r\nhem gevoel ontzegt.\r\n"In een enkelen dag ontworpen maar in drie jaar uitgewerkt,"\r\nschrijft hij mij van Ons Kroost. Geen oppervlakkig geschrijf dus\r\nlegt hij ons voor, maar een wel doordachte studie.\r\nIs zijn laatste werkje "Il Signor Io" al bij ons bekend? Zoo\r\nneen, dan zal \'t toch niet lang duren dat men ook hier te lande\r\ndaarin dien echt Italiaanschen humor waardeert, waarvan hij inderdaad\r\nhet geheim schijnt te bezitten. Hij kent de wereld, hij weet\r\n\r\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 587\r\nblijkbaar wat \'t zegt vooruit — en, met niet te veel, toch rond te\r\nkomen. En als had hij in de nu ook in onze taal weergegevene\r\n"Blonde Haren" zijn wilde haren achtergelaten, leidt hij ons thans in\r\ngezinnen van Milaan rond waar een echt kunstenaarsleven heerscht,\r\nzonder ook maar een enkele maal ons te doen uitroepen, dat wij\r\nNoordelijken, uitwendig althans, toch meer ingetogen zijn." \'t Is\r\nalsof hij zich zoo verlustigd heeft in dat echt huiselijke en kinderlijke\r\nleven hetwelk in Ons Kroost geteekend is, dat hij voortaan\r\nvan dat kleine volkje zijne lievelingen wil maken. Aardige tact om\r\nzoo aanschouwelijk toestanden weer te geven, welke ook bij hem\r\nal jaren lang enkel nog in de herinnering voortleven.\r\nHoe Farina in Italië gewaardeerd wordt, blijkt uit de verschijning\r\nvan zijn Mio Figlio met vignetten, waaromheen allerlei randteekeningen\r\ngemaakt zijn. \'t Is een prachtuitgaaf van slechts 250\r\nexemplaren, maar waarvan de navolging aanprijzing verdient. Zulke\r\neenvoudige maar geestige plaatjes, smaakvol op blauw papier weergegeven,\r\nkunnen ook bij ons niet veel kosten, vooral omdat wij\r\nwaarlijk geen gebrek hebben aan gelukkige teekenaars. Maar hebben\r\nwij de bekwame houtsnijders of steendrukkers voor zulke werkelijke\r\nkunststukjes? De geïllustreerde tijdschriften in ons land doen mij\r\ndaaraan twijfelen. Vergis ik mij daarin, dan zal ik dankbaar zijn\r\ndaarvan overtuigd te worden. Antoinette en Farina leveren stof te\r\nover voor zulke schetsjes, maar nog meer verdienen beide de waardeering\r\nvan ons lezend publiek.”\r\n\r\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))\r\n\r\nStandardizingsvdfeb14 [test - vorige wel even laten staan]\r\n\r\nJudgment/evaluation :\r\n-\tPositive \r\no\tPlausibility ? pos\r\n\r\nReference to good reputation or success already acquired \r\n-\tYes\r\n\r\n\r\nAttitude of the critic toward the author:\r\n-\tGalant']
|