*Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen ARTICLE

Title *Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen
Is same as work *Art. in Vaderlandsche Letteroefeningen
Author Johannes Hoek
Reference
Place
Date 1873
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['Journalist: J. Hoek\n\n[202]\n"Een echte tendenz-roman dus; en ik zoude hiermede vrede hebben [...] als zij hetzelfde, wat zij tot twee deelen uitspint, in eene novelle van een derde dezer uitgebreidheid had samengevat..."\n\n[204]\nDe vertaling is zoo goed gelukt, dat men met het grootste plezier voortleest. Zij helpt dikwijls gemakkelijk door die lang gerekt bevindingen, gemoedsaandoeningen, planlooze besluiten en besluitelooze plannen heen, die onuitstaanbaar zouden worden, als de stijl van het oorspronkelijke stroef en de vertaling minder vloeijend waren."\n\nOm nu eene proeve te geven, hoe noodlottig het koppig vasthouden van dit wetsartikeltje werkt en welk eene onzedelijkheid niet alleen, maar ook en vooral welk eene jammerzaligheid de handhaving er van bij vrome en goede menschen veroorzaakt, schrijft Miss Mulock een roman. Een echte tendenzroman dus; en ik zoude hiermede vrede hebben, - dit denkbeeld is even goed in beeld te brengen als menig ander - als zij hetzelfde, wat zij tot twee deelen uitspint, in eene novelle van een derde dezer uitgebreidheid had samengevat. Tous les genres etc......ieder kent deze spreuk; en nu vind ik de schrijfster in dit haar boek vervelender d.i. langdradiger, dan in welk ander van hare hand, dat ik las. Het plan van het verhaal, de personen die geschilderd worden, hunne karakters, meer dan een der tafereelen, waarin zij handelende optreden, o, \'t is alles mooi en lief, aandoenlijk vaak, treffend soms, maar zij spaart ons niets! Al wat hare personen denken, gevoelen, willen, van stukje tot beetje wordt het u voorgek....voorgelegd. Zoodoende laat zij voor hare lezers niets te denken, te gissen, te vermoeden, te raden over. Bijvoorbeeld, al dadelijk bij het begin, waar Hanna den brief van haar zwager ontvangt met verzoek om bij hem te komen en de zorg voor het halfjarige kind harer overleden zuster op zich te nemen. Zestien bladzijden worden besteed aan de overweging, of zij dit verzoek zal inwilligen of niet en wat zij zal antwoorden; zestien bladzijden vol overleggingen van allerlei aard, behalve de eene overweging, die bij een Engelsch meisje het eerst en van zelf moest opkomen, of zij wel goed zou doen met te gaan inwonen bij een zwager, dus bij een huwbaren jongen man, die haar in geen graad van bloedverwantschap bestaat, maar met wien zij toch nooit in het huwelijk\n\t\n[p. 203]\n\t\n\nzou mogen treden. Het doet er niet toe dat Hanna, als een echt ‘gansje’, hiervan niets begrijpt, zelfs niet als Lady Dunsmore met ronde woorden haar opmerkzaam maakt op het onvoegzame hiervan, in Engeland nl., waar die boven bedoelde belagchelijke wet bestaat; de schrijfster heeft ons alles reeds gezegd, wat er bij haar omging, en dus weten wij van den beginne af, dat zij zoo geheel argeloos is; maar zestien bladzijden en dan nog daarna zoo veel onder en na het gesprek met die Lady! - Hoe de verdienstelijke vertaalster na het lezen dezer ‘eerste Aflevering’ - de roman kwam dus in afleveringen uit - met den uitgever zich ‘vleien’ kon, ‘dat de onbekende rest daaraan’ (aan dat breed uitgespannen overleggen, wel te weten!) ‘geëvenredigd zou zijn’, en toch de vertaling op zich nemen wilde, vat ik niet, maar is zeker een bewijs, dat het haar niet verveeld had. Het zij zoo! In de waardeering der romans van de schrijfster van John Halifax ben ik het wel eens meer oneens geweest met hen, die gunstiger over hare pennevruchten oordeelden. De lezer die deze Hanna ter hand neemt, na inzage mijner aankondiging, wijte het daarom niet aan mij, als hij tusschenbeide eens geeuwt. Het is mijne opinie en daarvoor geef ik ze, dat hier juist stof genoeg was voor eene novelle van een kl. 8o-deeltje of een paar nommers in een tijdschrift, niet voor twee deelen gr. 8o; wat men, dunkt mij, beamen zal als men gezien heeft, dat het tweedeelig boek niets bevat dan eene episode uit het leven van twee menschen.\n\nDat de auteur belangstellïng weet in te boezemen voor hare Hanna, veel meer dan voor haar zwager, pleit voor hare juiste en diepe opvatting van het vrouwelijke karakter; dat die zwager een beetje een flauwe vent moest wezen, kwam zoo in \'t rijm te pas, - een flinke man denkt eerst na voordat hij een huwbaar meisje, dat hij niet huwen mag, bij zich in huis neemt en hare reputatie op \'t spel zet. Maar Miss Mulock doet slechts wat vele schrijvende dames doen, zij verheerlijkt het zwakke geslacht ten koste van het sterke. Zij praat soms over het gevoel van ons mannen alsof ze zelve een tijd lang man was geweest, terwijl zij, juist in hare waardeering van ons, toont dat dit niet het geval is, en zij ons niet genoeg kent of alleen zulke flauwhartige en niet fijn of diep gevoelende exemplaren van het genus ontmoet heeft als zij schildert. Zij mag gerust beweren, dat wij niet altijd naar ons ‘gevoel’ te werk gaan, maar niet, dat wij\n\t\n[p. 204]\n\t\n\ndit of dat gevoel niet of in minderen graad hebben dan de vrouw; ik bedoel natuurlijk ‘gevoel’ des harten, niet wat uitsluitend tot het zinnelijke of sexueele leven behoort. Wat eene vrouw bijv. ‘gevoelt’ die haar eigen kind aan de borst heeft, kan haar heer gemaal zich zeker niet volkomen juist voorstellen....maar de kracht der liefde, maar gevoel voor al wat kwetsend of beleedigend is, maar gevoel voor het teedere, fijn en diep gevoel zelfs voor al wat beminnelijk maakt, zielenadel openbaart, zelfbeheersching of zelfverloochening verraadt?....Enfin! Menschkunde is eene mooije, maar zeer moeijelijke wetenschap en menschenkennis iets, waarin zelfs Miss Mulock zeker nog niet is uitgestudeerd, hoewel zij ze in eene groote mate reeds bezit.\n\nVoor de bewonderaars van haar talent behoef ik zeker dit haar werk niet aan te bevelen, en voor hen, die minder smaak hebben in hare een weinig te omslachtige manier van schrijven, heb ik genoeg gezegd. Al ben ik het met Mevr. Koorders-Boeke eens, dat ‘dit boek in Holland niet bepaald voorziet “in eene lang gevoelde behoefte,”’ dit is voor mij evenmin eene reden om het ongelezen, als voor haar om het onvertaald te laten. Haar gunstig oordeel onderschrijf ik echter slechts onder boven bedoelde reserves.\n\nDe vertaling is zoo goed gelukt, dat men met het grootste plezier voortleest. Zij helpt dikwijls gemakkelijk door die lang gerekte bevindingen, gemoedsaandoeningen, planlooze besluiten en besluitelooze plannen heen, die onuitstaanbaar zouden worden, als de stijl van het oorspronkelijke stroef en de vertaling minder vloeijend waren. Eene enkele opmerking veroorlove mij de begaafde bewerkster van den Hollandschen tekst. Ik zou haar aanradèn niet mede toe te geven aan de zucht om woorden aaneen te koppelen, - zooals heden ten dage bij sommige schrijvers in zwang komt - die best verstaan worden als zij naast elkander staan. Haar aesthetisch gevoel moet, dunkt mij, opkomen tegen ‘huwelijk-uit-liefde’, ‘vier-weken-oud-dochtertje’, ‘altijdweer-aan’ en dergelijke schijnbaar tot éen woord gemaakte uitdrukkingen, die toch nooit een woord kunnen zijn. Woorden als ‘ombummelen’, ‘glunder’ en ‘snetteren’ behooren zoomin tot de beschaafde spreektaal als tot de schrijftaal; zij rieken te veel naar provincialismen en voldoen alleen als zij personen uit de lagere volksklasse in den mond worden gelegd; zoo ook ‘ophalen’ voor ‘opluiken’ of ‘weder bijkomen’. In de hoop van niet voor\n\t\n[p. 205]\n\t\n\neen vitter, maar voor een welgemeenden raadgever aangemerkt te worden, zou ik hier nog bij willen voegen den raad om de drukproeven òf zelve beter na te zien, òf door een letterkundigen corrector te laten revideeren. Wij hebben nu eenmaal de gewoonte van sommige woorden altijd vrouwelijk te gebruiken, zooals ‘zorg’, ‘stem’, ‘ontvangst’, ‘pijn’, ‘vriendschap’, ‘voorkeur’; anderen altijd mannelijk, zooals ‘troost’; en nu geeft het allen schijn van slordigheid als men zich hieraan niet houdt. Dit is echter meer aan het adres van den Heer Kirberger, dan aan dat van Mevrouw Koorders, want het ontsiert zijne overigens zeer nette uitgaaf.\n\n \n\nKampen, Maart 1873.\n\nJ. Hoek.']
comments on work Hannah
In this reception

No persons found

Via received works
Hannah Dinah Mulock Craik