*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1854
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['Name Journalist: B.\n\n[p.864]\nWat eene moeder vermag. Naar het Engelsch van\nGrace Aquilar, door Chonia. Te Amsterdam, bij\nA. Jager.\n\nEr is tegenwoordig schaarschte aan het artikel: vrouwelijke recensenten,\ndie bij het groot aantal vrouwelijke auteurs wezenlijk noodzakelijk\nworden. Hebben wij dit reeds meermalen bij het lezen en beoordeelen\nvan vertaalde romans van Engelsohe dames ondervonden — niet\nminder thans, nu wij ons oordeel moeten motiveren over: "Wat eene\nmoeder vermag" van Grace Aquilar. Het onderwerp brengt het immers\nmeê, dat de vrouw oneindig beter zou kunnen beoordeelen,\nof de moeder, die hier als model wordt voorgesteld, werkelijk in alle\nopzigten, dat is, ook bij de minste kleinigheid, de moeder bij uitnemendheid\ntoont te zijn. Wij vinden in Mevrouw Emmeline Hamilton\neene trouwhartige gade, en eene schijnbaar koele doch waarlijk\ndiep, ja fijn gevoelende, steeds verstandige leidsvrouw, niet alleen van\neigen, maar ook van aangenomen kinderen. Dat die kinderen uiteenloopende\nkarakters hebben en de moeder in moeijelijke positiën\nwordt gebragt, begrijpt ieder — deze positiën zijn echter zóó\ngekozen, dat men aan geene overdrijving denken kan. Alle nadenkende\nmoeders zullen zulke, of althans ervaringen, als Mrs. Hamilton\nondervond, kennen. De roman, dien wij voor ons hebben, is\ndus een Leerboek over de opvoeding, voornamelijk voor vrouwen\ngeschreven.\nEvenwel, wanneer het boek wezenlijk nut zal doen, is het een\neerste vereisclite, dat het boeit, want wie neemt een werk van smaak\nin handen alleen om onderwezen te worden? Mevrouw Aquilar zou\nechter zelve toegeven, dat haar werk niet voor mannen geschreven is,\ndat haar plan niet kon zijn, tafereelen vol kracht, leven en afwisseling\nte geven, maar alleen zulke, waarin fijnheid en zachtheid de hoofdbestanddeelen\nzijn. Wij zouden moeten erkennen, dat het te gedetailleerde\nder voorstellingen niet geheel gemeden kon worden, omdat het juist\nin de kleinigheden is, dat do moeder zooveel doen kan ter opbouwing\nvan een groot geheel. Zoo een man de vermetelheid had het\n\nBIBLIOGBAPHISCH ALBUM. 865\nïelfde onderwerp te behandelen, zou hij gewis een gansch anderen\nweg ingeslagen zijn — hij zou voornamelijk daar, waar de drie knapen\nHerbert, Percy en Eduard zich van het ouderlijk huis verwijderd\nvertoonen, langer hebben stilgestaan, niet alleen om verscheidenheid\naan het geheele verhaal te geven, maar vooral ook in verband tot\nhet onderwerp. Herbert, de stille, naar ligchaam zwakke, maar naar\ngeest sterke, godsdienstige Herbert, verzoekt verlof het ouderlijk\nkasteel voor een dag te verlaten, doch meldt niets van zijne plannen.\nLater bespeurt men, dat hij een knaap, die door zijn vader\nverwaarloosd en naar wedrennen in slecht gezelschap wordt gevoerd,\ntot gids heeft gestrekt, en een paar woorden der auteur doen ons\ngevoelen, dat hij zijn doel heeft bereikt. Hoe gaarne echter hadden\nwij hem zien handelen, — de taak toch die hij zich zelven had opgelegd\nwas zwaar. — De vrolijke, levendige Percy (die evenwel iets scherper,\niets geestiger vooral, kon geteekend zijn, \'twelk misschien ten\ndeele aan de vertaling ligt) heeft een partijtje; men is vrolijk, ziet\neen geestelijke, die er eenigzins contrefait uitziet, men bespot hem,\nen Percy maakt een piquant maar beleedigend puntdicht op hem.\nDit wordt ons echter verteld. Hoe gaarne waren wij bij het feest\ntegenwoordig geweest — hadden wij pijnlijk gelagchen om de booze\nscherts (ofschoon niet zoo boos gemeend) van den levendigen knaap.\nWij zouden dergelijke tafereelen geenszins als hors tfoeuvre beschouwen,\nimmers alles wat tot het juiste begrip der karakters van de\nkinderen kon bijbrengen, zou tevens dienen om de wijze van handelen\nder moeder te doen waarderen, alsmede om te zien welken indruk\nhare raadgevingen op de kinderen hadden gemaakt. Voor een paar\nzulke tafereelen hadden wij gaarne eenige moederlijke betoogen gemist,\ndie wel allen zeer oordeelkundig geschreven zijn, doch te dikwijls\nherhaald worden om op den duur te boeijen. Het lag echter in\nhet plan der auteur, ons de moeder steeds te midden harer kinderen te\ndoen zien en daarvan zoo min mogelijk af te wijken ± en als vrouw\nheeft zij waarschijnlijk eene zeer wijze partij gekozen, door zich te\nbewegen op een veld, waarop zij zich thuis bevond; ja wij gelooven\nzelfs, dat vele fragmenten, die ons eenigzins gerekt voorkwamen,\ndoor vrouwen met genoegen zullen worden gelezen.\nEllen, het nichtje en aangenomen dochtertje van mevrouw Hamilton,\nis het schoonste beeldje van allen. Wij erkennen volmondig dat\nde bijna bovennatuurlijke, en toch zoo goed gemotiveerde zelfverloochening\nvan dat teergevoelig, maar zoo wreed miskende kind, ons\nsomtijds de oogen vochtig maakte. Zulk een figuurtje kan alleen door\neene vrouw zóó gedacht en uitgewerkt worden. Of nu het strenge\ngedrag van de verstandige mevrouw Hamilton jegens dit ziekelijke\nmeisje, hoezeer dan ook vele omstandigheden daartoe aanleiding geven\n, verdedigbaar is, valt te betwijfelen, en verwondering mag\nhet vooral baren, dat eene dienstbode de ware oorzaak van het\n\n[p.866] BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\nschijnbare wangedrag van het kind eer ontdekt dan de zorgvolle\ntante.\nWat ons meermalen boeide bij romans van Engelsche dames, hebben\nwij ook hier weder met genoegen opgemerkt, namelijk: de ernst\nwaarmede zij de stofïe behandelen. Wij bedoelen daarmede niet\nzoo zeer een ernstigen toon, want juist daarin hadden wij somtijds\nmeer afwisseling gewenscht, doch een klaar besef van hetgeen\nmen wil, en een streven om dien wil in elke bijzonderheid, het geheele\nwerk door, duidelijk kenbaar te maken. Wij gelooven, dat dit\nde eenige weg is om iets wezenlijk goeds voor den dag te brengen,\nen wenschten zoo gaarne dat dit zoo algemeen hier werd gevoeld, als\nin Engeland het geval schijnt te zijn. Maar al te vaak wordt de\nvorm als hoofdzaak beschouwd, terwijl eigenlijk gezegd die vorm alleen\ngoed is , welke aan de gedachte, die ten grondslag ligt, geheel en\nal is dienstbaar gemaakt. Het is zeker waar, dat somtijds het streng\nvasthouden aan de hoofdgedachte tot weinig afwisseling leidt, hetgeen\nook.hier misschien het weinig boeijende van het eerste deel verklaart,\ndoch wanneer men begint te gevoelen, waarom de personen zóó en\nniet anders gegroepeerd zijn, terwijl aan den natuurlijken gang geen\ngeweld is gedaan, wordt de belangstelling meer en meer opgewekt,\nen men is bevredigd als men eindelijk bespeurt, dat het doel der auteur\nwerkelijk is bereikt; immers, ofschoon er na de lezing van\nhet tweede deel nog, veel te vragen overig blijft, heeft dit toch geene\nbetrekking op de strekking des verhaals maar alleen op de handeling\' die\nniet wordt opgelost; zoodat wij moeten denken aan een vervolg, dat wij\nwel gewenscht hadden te gelijk met deze twee deelen ontvangen te hebben.\nIn het tweede deel vindt men buitendien veel meer afwisseling; de\ntooneelen van het kinderbal, de redding van den heer Hamilton door\nzijn neef Eduard en de optogt ter eere van den waardigen man, zijn\nvrij onderhoudend, ofschoon de schrijfster meer talent aan den dag\nlegt bij de schildering van stille huiselijke tooneelen.\nSomtijds komt ons de toon der kinderen niet zeer natuurlijk voor.\nHet is b. v. eenigzins moeijelijk aan te nemen, dat het volgende, een\nlossen knaap van veertien of vijftien jaren in den mond gelegd, uit\nhet Engelsche leven gegrepen zou zijn:\n"Zusje, dan is het raadzaam om maar zoo weinig wonderbaars mogelijk\nte zien" (zijne zuster heeft te kennen gegeven dat onverklaarbaarheden\nen teleurstellingen haar altijd onaangenaam zijn — onverklaarbaarheden\nis, vooral in den conversatietoon, een stijf woord, en\nhet is zulk eene ontegensprekelijke waarheid dat teleurstellingen onaangenaam\nmoeten zijn, dat wij er aan twijfelen of de vertaler hier wel\nhet juiste woord heeft gekozen) "en zoo min mogelijk te hopen, en\nik wil u twee goede gronden opgeven, waarom ik u dit raad. Vooreerst\nis verwondering een uitvloeisel van onwetendheid, en heeft twee\nverschillende uitwerkselen bij uwe sexe en de onze. Bij ons is zij\n\nBIBLTOGRAPHISCH ALBUM. 867\nnaauw verwant met de philosophie; want deze zegt men, dat met verwondering\nbegint en met bewondering eindigt, en dat aanbidding de\ntusschenruimte aanvult." Gelukkig dat hij dadelijk daarna op geheel\nandere wijze voortgaat: "De eenige uitwerking echter" (in den boekenconversatietoon\ngebruike men het woord "echter" toch even zeldzaam\nals wanneer men wezenlijk spreekt) "welke zij bij u, zwakkere wezens,\nheeft, is verhoogde nieuwsgierigheid, waarvan gij natuurlijk voldoenden,\nzelfs overvloedigen voorraad bezit. Ten tweede, indien gij begint\nte wachten en het uitstel u bevreemdt, dan spitst gij neus en\nooren om te ruiken en te zien, en dan houdt gij niet op met er over\nte — ik had schier" (waarom niet bijna?) "gezegd "babbelen" —\nmaar te praten, dan" enz. Neem den stijven boekentoon er af — en gij\nzult de denkbeelden van het laatste gedeelte goedkeuren voor een plaagzieken\nvrolijken jongen — en vrij wat ongezochter.dan die abstracte\nredenering over philosophie. Toch beschouwe men deze aanhaling tevens\nals staving van ons vroeger te kennen gegeven gevoelen, dat\nde taal, Percy in den mond gelegd, ongelijk puntiger had kunnen\nzijnr\nEn die stijve boekentoon dan, kunnen wij er Lady Aquilar in gemoede\nde schuld van geven, waar de constructies van Chonia krielen\nvan smakeloze tegenwoordige deelwoorden, uitdrukkingen als: zulks,\ndezelve en andere stijfheden. Het zou ons niet moeijelijk vallen eenige\nbladzijden met voorbeelden te vullen — doch willen ons bij eenige\nweinige bepalen. Bldz. 57. "Zij verliet hare zuster op dezer verzoek*\nterwijl die zich kleedde." Bldz. 129. "Mevrouw Hamilton trachtte\nijverig haren kinderen smaak en lust in te boezemen voor de schoonheden\nder natuur, wetend dat wanneer deze eens de harten kan boeijen,"\nenz. Bldz. 132. "Ik had een verlangen naar u, zoodat ik —\nschier durf ik het niet zeggen, omdat," enz. (conversatietoon!). Bldz. 138.\n"Ofschoon dit haar aangenaam maakte, als zijnde zij reeds zoo\nwelgemanierd." Bldz. 145. "Men viert haar daar en maakt er van\nMar veel werk" (Conversatietoon). Bldz. 94. "Die hetzelve bijna ten\nwrak maakte." Bldz. 823. "Verstoord op zich zelf wegens zijn gebrek\naan doorzigt, als lady Helena hebbende aangezien voor eene zoo\ngeheel andere dan zij inderdaad was, en meer dan eens ontdekkende\ndat hare woorden afweken van de waarheid," enz. Bldz. 157. "doch\ndat deze alles voor loutere inbeelding houdend en volhardend" enz.\nBldz. 203. I I deel: "laat hij zich niet onder uw oog van daan verwijderen."\n— Doch genoeg! Deze aanhalingen zijn meest allen uit\nhet eerste deel genomen, en wij moeten erkennen, dat het tweede deel\nlosser is overgezet. Welligt is het den vertaler als ons gegaan, dat\nzijne sympathie voor het werk niet eer is opgewekt geworden.\nOp de Nederduitsche uitgave valt over het geheel niet te roemen,\ndaar ook de correctie vrij slordig is. Meermalen is de zin volstrekt\nniet te begrijpen, b. v. op bldz. 128. "Drie of vier malen in de\n\n[p.868] BIBLIOGAPHISCH ALBUM.\nweek ontvingen hare dochters van haar zelve les in de ïnuziek. Be\nMok die het teekeu gaf dat het kleedunr daar was. Te vier uur werd\nhet middagmaal gehouden, als wanneer (schoone constructie!) men de\nknapen te huis verwachtte." De lezer begrijpe nu op welk uur men\nzich kleedde. Op bldz. 164 wordt het woord ongelukkig gebruikt in\nplaats van ongeduldig, waardoor de zin onzin wordt. In het tweede\ndeel worden somtijds de namen Mlen (de nicht), Emmeline (de dochter)\nen Mlis (de dienstmaagd van mevrouw Hamilton) zoodanig verward,\ndat men somtijds moeite heeft uit te vinden, wie eigenlijk\nbedoeld wordj.\nEn dan de plaat. . .! Als kunstproduct is, zl afschuwelijk, maar hoe\ngeeft ze den toestand weer, dien ze moet voorstellen? Men zou denken\ndat die reuzin uit het doolhof, half uitgestrekt op dat canapee^\'e, dat\nonder zulk een last mathematisch zeker bezwijken moet, ten minste\nde moeder voorstelt — o neen! de figuur verbeeldt de zwakke, tengere\n, jeugdige Ellen. Wij bezigden het woord ernst. Teekenaar •— of\nneen, tot u het woord niet gerigt, uitgever, was het u ernst, toen gij\nde teekening van dit gedrocht aan zulk een knoeijer toevertrouwdet! ?\nOnze beoordeeling komt hierop neer. De schrijfster heeft getoond\ntalent te bezitten •—• het boek is meer nuttig dan onderhoudend en\nkan aanbevolen worden voor dames, vooral voor jeugdige meisjes;\nhet ware echter ter bereiking van dat doel raadzaam geweest,\ndat het werk in bevalliger vorm op Neêrlands grond ware overgebragt."\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
In this reception

No persons found

Via received works
The Mother's Recompense; a sequel to Home Influence Grace Aguilar