Notes |
['"In de vrouwenboeken (ze konden allen "van vrouwenleed" heeten) worden anderhalf dozijn vrouwen omkleed met aureolen van heiligheid, miskenning, martelaarschap, en in ieder speciaal geval een speciale man als beul aangewezen. Het is telkens de Hélène Swarth der poëzie, in (fijn genuanceerd) proza omgezet, maar wat de lezer gaarne van de dichteres aanneemt, omdat zij dichteres is en haar leed klaagt in nachtegaaltonen, kan hij niet welgevallig aanhooren van een bonte verzameling mevrouwen, die alleen hun slachtofferschap gemeen hebben en geen dichteressen zijn. Het ongeduld, door het klagen der martelaressen gewekt, kan alleen gestild worden door het herlezen van eenige der volmaakte sonnetten uit "Rouwviolen" of "Blauwe Bloemen"."']
|