*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Unknown journalist (to be identified)
Reference
Place
Date 1845
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['art. on dutch translation\n(Via scriptie Francien Petiet, UvA, 2002 – jws 11 05)\n\n[p.729]\n"In Dalarna, door FREDERIKA BREMER. Haarlem, A. e. KRUSEMAN.\n1845. 31 & bl. in 8».\n\nCecil Forster. Naar het Hoogduitsch van de Gravin HAHN\nHAHN. Arnhem, is. AN. NUHOFF. 1845. II Deelen, 316 en\n246 bl.\n\nWij kondigen beide boeken vereenigd aan, schoon ze weinig\nmet elkander gemeen hebben, ten zij dan dat ze beiden vertaalde\nromans zijn, en de pennen, waaraan het oorspronkelijke\nontvloeide, beiden door eene vrouwenhand gevoerd werden.\nMaar men heeft slechts het portret, dat in het eerste der aangekondigde\nwerken tegenover den titel staat, — een zacht en\nvriendelijk gelaat in een stemmig mutsjen gelijst, — in gedachte\nnaast het beeld te stellen, dat de sterksprekende individualiteit\nder fiere Mecklemburgsche Gravin naliet bij elk, die haar op\nhare reizen volgde, in dePyreneen, in Italië, tot in het Oosten\ntoe , waar zij met ongebogen knie de heilige stede naderde,\nom aanstonds te gevoelen, welk een verschil er tusschen beide\nromanschrijfsters bestaat.\nFREDERIKA BREMER is niet slechts eene bekende, maar eene lievelinge\ngeworden van velen in Nederland, sints haar Iluisselijk\nGeluk en Huisselijk Leed. door een\' Duitschen trechter in onze\ntaal overgegoten , het eerst haar naam tot ons bracht. Sints\nbehoeft elke nieuwe roman, die met dien naam op het titelblad\n\n[p.729]\nde Nederlandsche leeswereld binnentreedt, aanbeveling noch\naankondiging, om aanstonds eene veelgelezene te worden. Al\ndeelen wij die sympathie niet geheel, wij begrijpen haar volkomen\nen laten haar gaarne gelden. Er is in het Zweedsche\nleven, zoo als de heldere spiegel, ons door FREDERIKA BREMER voorgehouden\n, het ons vertoont, eene zekere gelijkheid met het\nonze , die reeds aanstonds bij ons belangstelling voor hare personen\nen toestanden wekt, en dat te meer, naarmate aan de\nmeesten onzer de wereld vreemder is, waarin wij ons vaak bij\nonze uitspannings-lektuur verplaatst vinden, zoowel door de\nhigh-life romans der Engelsche , als door de mystères, vrais\nmystères en petits mijstères der Fransche litteratuur. De Nederlandsche\nen Zweedsche natie volgen in zooverre eene gelijke\nrichting, of staan op een zelfde standpunt, als, bij onvolkomene\nontwikkeling van het volksleven, het huisselijk element\n— dat toch ook zijne liefelijke en dichterlijke zijde heeft\n— eene te ruimere plaats, een\' te hoogeren rang inneemt.\nEn waarom zouden wij het ontkennen, dat wij dat huisselijk\nelement in de romans van FREDERIKA BREMER nog wel wat mooier,\nwat minder eenzelvig en prozaïsch vinden, dan wij het bij ons\nkennen ? Er schuilt in het bergachtig Zweden meer poëzij in\nvolkskarakter en natuur, dan zich aan de boorden van onze\nmeiren en rivieren ontwikkeld heeft. Die poëzij der natuur\nvooral, die zoo veel invloed oefent op bet leven en de vorming\nder menschen, is levendig gevoeld en weergegeven in den aangekondigden\nroman.\nIn Dalarna — eene Zweedsche provincie, noordelijk van\nSlokholm — ligt het tooneel: in Dalarna, volgens MARMIER het\nschoonste en merkwaardigste van al Zwedens gewesten : eene\nrij van landschappen, minder grootsch, maar even bont geschakeerd\n, even schilderachtig als die van Zwitserland, omzoomd\nen dooraderd van golvende heuvelklingen, wier glooiing statige\ndennenwouden bekleeden, om wier voeten zich geheimzinnig\noverschaduwde valleien heenslingeren, in welker vlakte kristalheldere\nbeeken voortspoeden, hier en ginds tot zilveren meiren\nverbreed. Déar vond MARMIER een menschenras, energisch\nals de oude Zwitsers, vermetel als de Basken, hooghartig als\nde Bergschotten, dat met edelen trots zijne oude traditiën bewaarde,\neen warm harte had voor vaderlandsche dichtkunst en\ngeschiedenis en nog eerbiedig het hoofd boog, wanneer de namen\nvan GUSTAAF-ADOLF en KAREL XII genoemd werden; maar vooral i\n\n[p. 730]\nzich gaarne herinnerde, hoe Zwedens bevrijder, GUSTAAF WASA ,\nhet eerst bij de Dalkarlen hulpe vond, toen hij, tot het uiterste\ngebracht, gereed stond den voet te zetten op Noorweegschen\ngrond, en het land zijner vaderen voor immer vaarwel te zeggen.\nVoeg bij die natuurtooneelen en historische herinneringen\nde donkere mythen, uit den Noordschen Goden- en Heldentijd\n— den tijd van ODIN en THOR — die, wonderbaar dooreengemengd\nmet duivelssproken en heiligen-legenden uit het Christendom\nder middeleeuwen, zich van vader tot zoon hebben voortgeplant\nen in het gemoed van eiken Dalkarl zijn levendig gebleven\n, en ge zult een denkbeeld hebben van de bouwstoffen,\ndie FREDERIKA BREMER zich ter beschikking stelde, toen zij haren\nnieuwen roman In Dalarna titelde.\nDe hoofdpersonen zijn leden van het huisgezin van GUSTAAF\nNORDEVALL, den proost van Mora, welks kerktoren zich aan den\noever van het Siljan-meir — het oog van Dalarna — verheft.\nStor-mor i Dalom — grootmoeder der dalen, — de naam,\nsints geslachten door de schoonste en statigste proostinne in\nden omtrek gedragen , wordt tans door het volk aan INGEBORG,\nde gade van NORDEVALL, toegekend, die, zelve kinderloos, het\nlichtende en bezielende middenpunt is, waarom zich een kring\nvan jonge bloedverwanten schaart. Veel oude kennissen zult\ngij onder dezen terug vinden; want zelfs hare warmste bewonderaars\nzullen in de telkens terugkeerende typen van FREDERIKA\nBREMER zekere gelijkvormigheid niet kunnen ontkennen. De\nschuchtere en eenzelvige LEONORA, uit Huisselijk lief en leed —\nwij veroorloven ons het boek om te doopen — herleeft in\nVALBORG ; GODELIUS en BRIGITTA hebben veel van BEER en zijne\njonge vrouw, uit de Buren — een lief boek, waarvan, helaas,\nde indruk bedorven is voor wie zoo ongelukkig was als wij,\nde mislukte voorstelling te zien der mislukte omwerking van\nMw. BIRCH-PFEIFFER, die schaamtelooze litterarische diefegge. OLOF\nis dezelfde koude, slanke, onberispelijke figuur, die ge weèrvindt\nin haast eiken romanheld, van Wavetley af. SIRI, de\nvoorname, stellig de wegslependste, persoon uit den roman, is\neenigzins een middentype tusschen PETREA en SARA , uit Huisselijk\nlief en leed, maar heeft toch de meeste originaliteit. Heel\nDalarna met zijne woeste natuur en energische bewoners, met\nzijne herinneringen en mythen, individualiseert zich in het wilde,\nmaar heerlijke, natuurkind, dat dan weder te paard bergen op\n* en af rent, rookt en punch drinkt, dan weder, als ze in de\n\n[p. 731]\nOrsa-Polka rondzweeft, haar minnaar doet mijmeren aan de\nElfe-koningin, »rank en tenger, slank als eene lelie en harten\nnbetooverende met hare zilveren stem," gelijk haarde Saga\nbeschrijft; het hoofd vol van berggeesten en waternimfen, van\naardmannen en heksen en van Satan in zijn paleis te Blahulla;\nhet hart vol liefde en gevoel en diepen weemoed tevens. Maar\nwij willen niet meer van den roman zeggen, die stellig reeds\nin veler handen is; wij zouden ons gaarne uitbreiden en veel\nwillen aanhalen, waren wij niet binnen de enge grenzen eener\naankondiging voor het Album gebonden.\nVan geheel anderen aard is de roman der gravin HAHN-HAHN,\nwaarvan de vertaling, in ons oog, een vernieuwd bewijs is, hoe\nweinig zelfs de verdienstelijkste uitgevers hun publiek kennen ,\nof liever, hoe stellig zij er op rekenen, dat aan eiken vertaalden\nroman een vaste aftrek verzekerd is door de behoefte onzer —\nzijn er niet zestien honderd? — leesgezelschappen, die, zoolang\ner geene overproduktie bestaat, aan elke boekverkoopersspekulatie\nvan dien aard een goeden uitslag waarborgen. De\nromans van IDA, gravin HAHN-HAHN, hoe hoog zij zelve sta boven\nde massa Duitsche nouvellisten, wien de eer eener Nederlandsche\nvertaling te beurt viel, zijn geen romans voor het Nederlandsen\npubliek, of liever, voor dat gedeelte van ons publiek,\ndat vertaalde romans leest: een gedeelte, dat, sints in de hoogere\nklassen onzer maatschappij de kennis der Fransche, Engelsche\nen Duitsche talen meer en meer algemeen wordt, zich\nonder de maatschappelijk en letterkundig minder beschaafden\naanvult. De romans van FREDEEIKA BREMER, die trouwens in het\noorspronkelijke door weinigen onzer landgenooten zullen gelezen\nworden, zullen daarenboven ook bij de lieftalligen uit\nburgerkringen en binnenstadtjens symphatie vinden. Maar\nde hoog-aristokratische romans der gravin HAHN-HAHN ! hoogaristokratisch,\nnoch in den geest der pretentieuse crème van\ndeze of gene van Duitschlands tallooze kleinere hofsteden, noch\nin dien der Engelsche silver-forh school; maar in den zin dier\nkosmopolitische aristokratie, verspreid en vertegenwoordigd in\nEuropa\'s verschillende hoofdsteden, in wier kring de schrijfster\nzelve — hoog- en oud-adellijke als zij is — zich voortdurend\nop al hare omzwervingen bewoog, wier zienswijze, wier vormen,\nwier toon de hare zijn, waaruit zij hare figuren gekozen\nheeft, als die van hare dagelijksche omgeving. Wie daarenboven\nzich in de schittering van aardsche pracht en grootheid verheugen\n\n[p. 732]\nwil en in de schildering van den glans dier groote wereld het\ngenot terug vinden, dat hij vroeger in de flikkerende beschrijving\nder Mille et une nuits smaakte, zou nog beter bij den bluf\nvan den Comte de Guldenlew dan bij de gravin HAHN-HAHN terecht\nkomen. Hare romans — haast zonder intrigue — zijn\nromans intimes in volstrekten zin: zij teekenen de inwendige,\nniet de uitwendige, geschiedenis dier bevoorrechten, die weven\nnoch spinnen, en echter prachtiger gekleed zijn dan SALOMO in\nal zijne heerlijkheid; een inwendig leven, in vele opzichten\nboven dat der gewone menschen verfijnd en beschaafd, maar\ntoch ook dikwerf onwaar, gekunsteld, factice, geblaseerd; altijd\nvreemd en tegenovergesteld aan de ontwikkeling dergenen, tot\nwie de vertaalde romans in den regel komen en die, beter\ndan bij de gravin in Weenen, Konstantinopel, Milaan en waar\nniet al, bij FREDERIKA BKEMER voegen in Dalarna.\nBehoeven wij aan het slot onzer aankondiging de gewone\nklacht van alle aankondigers van vertaalde romans, over de gebrekkige\nvertaling, te hernieuwen, of mogen wij het feit als\noverbekend aannemen? Die gebrekkige vertaling hindert echter\nverreweg het meest in den laatsten roman, waar de moeielijkheid\nook oneindig grooter was. De fijnbeschaafde en bij wijlen dichterlijke\ntaal, die de gravin HAHN-HAHN aan hare hoofdpersonen\nin den mond legt, is ontaard in een HoUandsch, zoo als het\nnergens gesproken wordt dan op het tooneel, dien zetel van\noverdrijving en onnatuurlijkheid."\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))\n\n[Also in WvdB data. AvB, 8 mei 2008]']
comments on work I Dalarna
In this reception

No persons found

Via received works
I Dalarna Fredrika Bremer