*Mention in Art. in De Gids: Nieuwe Fransche Dichters ARTICLE Netherlands

Title *Mention in Art. in De Gids: Nieuwe Fransche Dichters
Is same as work *Mention in Art. in De Gids: Nieuwe Fransche Dichters
Author Hendrick Peter Godfried Quack
Reference
Place Netherlands
Date 1875
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.471]\n“Een groote verrassing was het voor een ieder die de literatuur\nbemint, toen in 1869 die eerste bundel van LOUISA SIEFERT verscheen,\nonder den titel van "Rayons Perdus". Het waren zangen\nvan een jonge vrouw uit Lyon, zoo even de meisjes-jaren ontwassen,\ngedichten vol gloed en melodie, en die daarom vooral zóó aantrekkelijk\nbleken, omdat zij, in volmaakte waarheid en oprechtheid, het\nvrouwelijk gemoed, de vrouwelijke hartstocht, teederheid en liefde\nuitdrukten. Hier kwam niet voor het publiek een of andere geëmancipeerde,\ndie de manieren van een opgeschoten jongen of man poogde\nna te bootsen, en zich op stelten plaatste, om wat grooter te schijnen,\ndie, met een sigaar in den mond, den schilder of beeldhouwer in\nzijn atelier ging nadoen, en, slechts bij uitzondering, om op dié\nwijze aan de vrouwelijke nuance toch ook haar betrekkelijk recht te\ngeven, er soms in wilde berusten om de rol van een Muze aan te\nnemen; neen, hier kwam een jonge vrouw die ons de dood-eenvoudige\ngeschiedenis vertelde, dat zij lief had gehad, dat zij innig, hartstochtelijk\nlief had gehad, doch dat zij door hem, aan wien zij haar\nhart had gegeven, was verlaten, en dat het haar zoo onbegrijpelijk\nveel moeite kostte om tot kalmte te komen. En dit alles werd verteld\nin een vaste, eenvoudige, heldere taal, zonder emphase en\nzonder phrases. Zeer zeker al de gedichten waren niet geciseleerd,\nzooals die van haar vriend Soulary, maar er was warmte en vaart\nin die verzen; de aandoeningen repten zich voort, het bloed\nbruischte en men hoorde duidelijk het hart der dichteres kloppen.\nMen doorleeft een volkomen drama in die "Eayons Perdus".\nEerst de illusie der hoop, met al de argeloosheid, het zelf-mistrouwen,\nden schroom en overmoed tegelijk, de goedheid en de onbegrensde\nteergevoeligheid eener eerste liefde:\nQu\'il était faligué ce sotr\nAu moment de sou arrivée!\nA mes cótés il vim s\'asseoir;\nSa journéc était actievee.\n\n472 DE NIEUWE FRANSCHE DICHTERS.\nJe lui disais: "vous êtes bon!"\nJ\'entendais, du moins il me semble,\nSon ooeur qui me criait- Toujours!\nLe mien qui murmurait: Ensemble!\nDoch weldra komt de ervaring, dat het een droom is, dat de\nliefde niet wordt beantwoord, dat de hulde van zijn gemoed haar\nniet wordt aangeboden. De diepe teleurstelling, de smart, straks\nde kou der wanhoop wisselen elkander af. Dan volgt de bespieding\nder jaloerschheid. Wat doet zijn hart toch soms zoo heftig zich\nbewegen ? Waarom ? \'\nPOURQUOI?\nPour la première fois, quittant votre air morose,\nVous m\'avez, hier soir, donné Ie bras. Tandis\nQue j\'allais prés de vous ainsi, comme jadis,\nJ\'ai senti eontre moi palpiter quelque chose.\nMon visage soudain est devenu tout rosé;\nVous m\'avez demandé ce que j\'avais, je dis\nN\'importe quoi : Mon Dieu! c\'était mon paradis,\nDont la porte s\'ouvrait quand je la croyais close.\nJ\'écoutais, j\'écoutais (hélas! Ie saviez vous?)\nVotre coeur, sous ma main, qui battait a grands coups,\nEt je vous regardais, disant: Il ressuscite!\n• y\nMais 1\'effroi s\'abattit alors sur moi, plus vite\nQu\'une pierre qui tombe en un l a c . . . Oh! pourquoi\nTon coeur bat-il si fort s\'il ne bat pas pour moi?\nToch kan zij het visioen niet loslaten.. Wie weet? En zij raadpleegt\nin haar herinneringen al de liefelijke tooneelen met hem doorleefd,\ndie altijd oude en altijd nieuwe gebeurtenissen, die nietigheden,\ndie zeepbellen, die een levens-toekomst in haar broze wegspattende\nkringen schenen te omvatten. Hoort bij-voorbeeld het herdenken van\neen bezoek, dat zij op een herfstdag met haar moeder hem bracht\nbuiten de stad, waar hij op een klein landgoed, te midden der boomen\nen grasvelden, der heesters en der reeds verbleekende bloemen\nwoonde:\nDans Ie petit jardin quelques tardives roses\nMaviaient leur parfum a celui du jasmin.\nAh! plus encore pour moi, les fleurs d\'amour écloïes\nEmbaumaient ce chemin!\n\nDE NIEUWE FRANSCHE DICHTERS. 473\nUn hymne universel d\'allégresse divine\nS\'élevait de la terre et tcrajours reprenait\nMais tout a coup mon coeur bondit dans ma poitrine,\nC\'était lui qui venait!\nSifflant entre ses dents une vieille romance,\nIl venait souriant; sur le gazon jauni\nSon pas impatient résonnait en cadence,\nIl semblait rajeuni.\nSon costume de chasse ajoutait a sa taille\nQaelque chose de fier, de leste en même temps;\nIl balancait gaiment un grand chapeau de paille:\nIl n\'avait que vingt-ans !\nNous causames longtemps sur cette galerie\nAvant d\'aller errer dans le petit jardin,\nQuand il vit a 1\'écart une ro.^e fleurie\nEt la cueillit soudain:\n"— En octobre, dit-il, une rosé encor belle!\n"La voulez-vous? tenez, c\'est la seule a coup sur."\n"— Voyez la bas, lui dis-je, une branche rebelle\n"S\'abrite au pied dxi mur."\nIl courut la couper, une autre dans 1\'allée,\nComme il me revenait, lui barra le chemin;\nChaque tige semblait fiere d\'être appelée\nA périr par sa main.\nLa verveine étendait ses feuilles odorantes;\nLe jasmin s\'étoilait de pétales nacrés;\nLe grenadier conrbait ses branches murmurantes\nAux frais boutons pourprés.\nA la hate il cueillait les gerbes enlacées\nEt me les apportait d\'un air joyeux; nos doigts\nS\'effleurèrent ainsi sous les feuilles piessées,\nEn tremblant bien des fois.\nDoch eindelijk wordt het dan toch ten volle begrepen, dat hier\ngeen weder-liefde bij hem te vinden is; — nu begint de trotschheid\nvan de vrouw zich te openbaren: zij wordt geminacht, verlaten, versmaad,\ndoch zij wil niet bukken voor de smart:\nNon, non, je ne suis pas de ces femmes qui meurent\nEt rendent ce dernier service \'a leurs bourreaux,\nPour qu\'ils vivent en paix et sans soucis demeurent.\nNeen, zij zal, zij wil blijven leven, en het leven, \'t licht blijven\nliefhebben, al zijn zoovele zonnestralen nu verloren. Zij stort zich\n\n474 DE NIEUWE FRANSCHE DICHTERS.\nin het leven der maatschappij en der wereld. Toch komt ieder\noogenblik de gedachte aan het voorbijgegaan geluk boven, en aan die\nopwellingen dankt\' men eenige der schoonste en reinste tonen die\nzij slaakt, onder anderen het volgende vers:\nSOLEIL Ö\'HIVER.\nHélas! hier encor sur mon front, sur ma lèvre,\nSont venus se poser la joie et Ie plaisir,\n> J\'ai ri comme une folie... aujourd\'hui j\'ai la fièvre,\nCar ma porte est fermée et j\'en ai Ie loisir.\nO pauvre humanité! J\'ai pitié de moi-même,\nQuaiul mon masqué s\'en va décnllé par mes plews\nEt qu\'apparait, meurtri, consumé, maigre, blême,\nMon visage, dont tous admiraient les couleurs.\n— Nous sommes en janvier; Ie ciel, d\'un aznr tendre,\nRéflécliit sa spiendeur dans les flots clapotants;\nLe vent est si léger qn\'a peine on peut 1\'entendre,\nLe soleil est si doux qu\'on dirait Ie printemps.\nMais, comme ces rayons a la nature morte\nSe prodiguent en vain et ne fécondent rien,\n]ians mon ame la pcine est aussi la plus forte:\nMon rire est un mensonge, et 1\'amour le sait bien!\nDat boekdeel "llayons Perdus" was een bouquet van zeer frissche\neen heldere kleuren. Eenigszins werd de toon der laatste gedichten\nvan den bundel vervolgd en met lichte variaties voortgezet in een\nnieuw deel, dat in 1870 van haar hand uitkwam, onder den titel:\n"Les Stoïques". Menig schoon vers zou ook hieraan te ontleenen\nzijn, maar een nieuwe gezichts-einder was niet voor de dichteres opgegaan.\nDie nieuwe horizont werd echter weldra gevonden, toen\nde geweldige gebeurtenissen van de jaren 1870 en 1871 Frankrijk\ngingen verpletteren. Eeeds had zij een aan Victor Hugo toegewijd\nbundeltje uitgegeven: "L\'année Eépublicaine", waarin op zeer bevallige\nen bekoorlijke wijze de kalender der ÏYansche Eevolutie was\nbezongen, en waarin aan het dichterlijk etiket van al die aardige\nnamen der maanden (Germinal, Ploréal, Prairial, enz. enz.) een bijschrift\nof schilderijtje was toegevoegd; — en nu, nog droomend over al\ndie republikeinsche idealen, kwam haar daar plotseling de Eepubliek\nzelve, en de oorlog met de bloedige neêrlaag verrassen en verwarren.\nVol van haar geestdrift en ontzetting wierp zij op papier haar "Saintes\nColères", aan Joséphin Soulary opgedragen, waarin zij letterlijk\n\nDE NIEUWE FRANSCHE DICHTERS. 475\nhaar verzon vleugelen aanbond. Wij willen haar al haar woeste\nkreten tegen Pruissen niet al te sterk aanrekenen; bewonderend\nvolgen wij soms de wilde vaart dier verzen :\nAh! parce qu\'ils sont forts, et qu\'ils sont en grand nombrc,\nQu\'ils se sont préparés dans Ie silence et 1\'ombre,\nComme des renards ou des lonps;\nParce qu\'ils ont surpris notre France endomiie,\nQu\'ils ont mis letirs poing lourd snr sa bouche blémie,\nEt sur sa gorge leurs genoux,\nlis ont crié victoire, et dit, qu\'elle était morte\nEn mogen wij buitenlanders, wij onpartijdigen, hier soms de\nwoorden alleen schoon vinden, zeker zal het volgende denkbeeld\ndoor ieder, vriend of vijand, worden gewaardeerd:\nOn disait: — Il est mort, foulé sur la grand\' route\nPar ceux dont il voulait arrêter la déroute.\nCet autre, au coin d\'un bois, tomba seul. Cekii-ei,\nPlutöt que de ceder, s\'est fait tuer iei.\nCelui-Ia fut broyé sous, tant de projectiles,\nEt tous ces dévouements étaient bien inutiles!\nEt je pensais: jamais dévouement n\'est perdu;\nCe germe est immortel, et Ie sang répandu\nConsacre Ie principe au nom duquel il coule.\nCes braves ne sont pas grains de sable & la boulc:\nlis sont grains de froment au sillon large et droit;\nOu sema Ie devoir, moissonnera Ie droit.\nVermelden wij nog ten slotte dat in 1872 van baar zijn uitgegeven\nenkele kleine drama\'s in verzen: Théophile — Le reoteur Bertholdus\n— La Bague — en le Retour; welke vier drama\'s zij onder den\ntitel van Comédies Romanesques tot een deel heeft vereenigd. In\nwerkelijkheid wordt hier het thema der liefde nogmaals van vier\nverschillende kanten, doch nu in dramatisehen vorm, ontleed en\nbehandeld. In het eerste stukje wordt de "amour-phantasie", in\nhet tweede de teederheid, in het derde de hartstocht der liefde, en\nin het vierde de liefde als ideaal voorgesteld. Wij voor ons — al\nheeft de figuur van Théophile de Viau uit den tijd van Lodewijk XIII\nhaar boeiende aantrekkelijkheid — geven de voorkeur aan het laatste\nstukje, dat in de dagen van het Directoire speelt, en de nobele\njeugd van Frankrijk, die op de slagvelden de eer van het land zoo\nzegevierend ophield, in tegenstelling zet tegenover de reeds verwijfde\nzeden der "muscadins" van een "jeunesse dorée."\n\n476 DE NIEUWE FRANSCHE DICHTERS.\nHet talent van Louisa Siefert staat niettemin in de lyrische gedichten\nhet hoogst. Nevens haar — waardige "Pairesse" — heeft\neen andere vrouw op vleugelen der poëzie haar stoute baan beschreven. […]”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']

No works found

In this reception
mentions person Louisa Siefert
Via received works

No persons found