*Art. in De Gids ARTICLE

Title *Art. in De Gids
Is same as work *Art. in De Gids
Author Th.M. Tromp
Reference
Place
Date 1881
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.569]\r\n\r\n“Zuid-Afrikaansche Novellen, door Catharina F. van Rees.\r\nAmsterdam, P. N. van Kampen & Zoon, 1880.\r\n\r\nDeze novellen, vier in aantal, vormen te samen één verhaal. Elk\r\nafzonderlijk genomen, zijn zij — behalve misschien de eerste — slechts\r\nfragmenten of onderdeelen van het geheele werk, en kunnen zij dus\r\nminder op den naam van novellen, dan wel op den meer ondergeschikten\r\nvan hoofdstukken aanspraak maken.\r\nDaar de schets, welke de schrijfster ons van de Zuid-Afrikaansche\r\nboeren, tijdens hun groote volks-verhuizingen, geeft, een zuiver historisch\r\nkarakter draagt, zijn wij verplicht onze beoordeeling te splitsen\r\nin twee deelen, waarvan het eene zich met de wetenschappelijke\r\n(dus: historisch-ethnografische) en het andere zich meer uitsluitend\r\nmet de litterarische waarde van het werk bezighoudt.\r\nBeginnen wij met het eerstgenoemde.\r\nUit de wijze, waarop mejuifrouw v. Kees in de beschrijving, zoowel\r\nvan de daadzaken als van de orde, waarin deze elkander opvolgden,\r\ngetrouw is gebleven aan de geschiedenis, zooals zij die, na een\r\nblijkbaar grondige studie, heeft leeren kennen, durven wij veilig\r\nafleiden, dat het in haar bedoeling heeft gelegen, ook wat de karakterschilderingen\r\nvan de door haar ten tooneele gevoerde typen aangaat,\r\nder waarheid zooveel mogelijk getrouw te blijven. Is deze\r\nonderstelling juist, dan moeten wij echter tot ons leedwezen opmerken,\r\ndat de schrijfster in slechts zeer geringe mate aan die bedoeling\r\nheeft voldaan. Mogen een aantal geschiedbronnen ons de meestmogelijke\r\ninlichtingen verschaffen zelfs nopens de kleinere bijzonderheden,\r\nwelke aan de historie van de vermaarde "trekken" der Kaapsche\r\nboeren verbonden zijn, boeken, waaruit men voldoende gegevens\r\nkan putten, om zich een juist denkbeeld te vormen van de persoonlijkheid\r\ndier boeren, bestaan er tot dusverre niet. Dit zal dan ook\r\nwel waarschijnlijk de oorzaak zijn, dat de schrijfster, niettegenstaande\r\nhare groote belezenheid, in bedoeld opzicht zoo herhaaldelijk tegen\r\nde werkelijkheid zondigt.\r\nIn de eerste plaats is de Kaapsche boer, zooals de schrijfster ons\r\nhem doet keanen, een geheel ander type dan dat, \'twelk zij meende\r\nvoor te stellen. Heeft zij, geholpen door \'t geen de geschiedenis\r\nhieromtrent leert, de houding der oude Hollandsche kolonisten te-\r\n\r\n570 BIBLIOGEAPHISCH ALBUM.\r\ngenover het Engelsch Gouvernement en de oorzaken, die tot het\r\nmisnoegen der boeren aanleiding gaven, met verwonderlijke juistheid\r\nweten te treffen (en daardoor tevens alweder een voorbeeld gegeven\r\nvan haar schrijvers-talent), wanneer zij haar oproerige vrienden sprekende\r\nopvoert, of wel, hen in de meer huishoudelijke belangen doet\r\nhandelen, slaat zij den plank, bij voortduring, glad mis.\r\nHet is een erkende en trouwens ook zeer natuurlijke waarheid,\r\ndat de boeren van voor omstreeks vijftig jaren, hoewel misschien\r\nzedelijk de meerderen van hun hedendaagsche afstammelingen, toch\r\nnog lager dan deze op den ladder van beschaving en ontwikkeling\r\nstonden. Hooren wij hen dus in uitgezochte, vaak zelfs min of meer\r\nhoogdravende woorden theorien en denkbeelden verkondigen, die\r\nmen ternauwernood zou verwachten in den mond van onze eigene,\r\nhoogere standen, dan moet dit onwillekeurig den indruk maken, als\r\nbegon een Amsterdamsch achterbuurter ons in hexameters toe te spreken.\r\nEn — wat op zich zelf reeds een groote fout is! — zooals\r\nde kolonist van mejuffrouw van Eees spreekt, zoo handelt hij ook.\r\nDeze dikke laag idealisme moge het verhaal op zich zelf te aantrekkelijker\r\nmaken, hij is tevens oorzaak, dat wij voortdurend moeite\r\nhebben ons te herinneren, dat het tooneel der handeling het binnenland\r\nis van een zeer schaarsch bevolkte kolonie, waarvan de bewoners\r\nzich nauwelijks eenigszins boven den volkomen natuurstaat verheffen.\r\nEen der grootste misgrepen, waartoe deze onware voorstelling\r\nder boertypen de schrijfster heeft verleid, is de wijze waarop zij\r\nWillem van der Heyde, bij diens terugkomst uit Holland, "waar hij\r\nzijn studiën voltooide," op staanden voet laat verlieven op zijn jeugdig\r\nnichtje Anna, een meisje, dat onder haar stamgenooten is opgegroeid.\r\nWannneer men toch de weinig bevallige kleeding en de even\r\nonbevallige houding, benevens het povere beetje ontwikkeling en\r\nde onvergelijkelijke linksheid van Anna\'s nanichtjes in aanmerking\r\nneemt en daarbij nog in \'t oog houdt, dat deze, in elk geval, nog\r\nzooveel malen meer dame zijn dan haar moeders en tantes, dan is\r\nde onbeperkte verbazing wel gebillijkt, waarmede wij des schrijfsters\r\nstoutheid in het metamorphoseeren reeds zooeven hebben begroet.\r\nEn deze verbazing verlaat ons niet, wanneer de schrijfster haar\r\ninboorlingen doet aanrukken. Wat zij ons omtrent enkele zeden en\r\ngewoonteu daarvan mededeelt, is meerendeels juist. In hooge mate\r\nonjuist echter is wat zij ons van hun inborst en geaardheid doet\r\n\r\nBÏBLÏ0GRAPHI8CH ALBUM. 571\r\nzien. Haar voorstelling zou de filantropen in Exeter-Hall • van\r\ngeestdrift dansen dóen! Dat er onder de Kaffers en Hottentotten\r\n(welke laatsten op blz. 57 met Bosjesmannen worden verward) edele\r\nmenschen voorkomen is zeker, maar even zeker is het, dat men deze\r\nniet mag doen handelen op dezelfde wijze, als waarop volgens onze\r\nbegrippen een blanke van zijn ziele-adel blijk geeft. De edelste\r\naller Kaffers zal men meermalen, onder het stellig bewustzijn dat\r\nhij een goede zaak doet, daden kunnen zien verrichten, die hem\r\nonze hoogste afkeuring op den hals zouden halen. Wraakzucht en\r\njaloezie bijv. beschouwt hij als deugden, een behendige leugen of\r\ndiefstal vindt hij iets zeer verdienstelijks en hij zou het een belachelijke\r\ndomheid vinden, een geschikte gelegenheid, om zich van een\r\nlastigen vijand te ontdoen, te laten voorbijgaan. Wat hij zich echter\r\nnooit in zijn donker hoofd zou halen, is: verliefd te worden op een\r\nblanke vrouw. Wel is het enkele malen voorgekomen, dat eene\r\nblanke door een inboorling werd aangerand, doch van liefdesgeschiedenissen,\r\nzooals mejuffrouw van Bees er, tot vier malen toe, een\r\nin haar novellen tepasbrengt, bestaan, durven wij beweren, tot dusverre\r\ngeen voorbeelden.\r\nOmtrent het Kaffer- en Hottentot-hollandsch dat de schrijfster nu\r\nen dan te ontcijferen geeft, hebben wij maar één opmerking te\r\nmaken en deze is, dat zij zeker beter gedaan had het geheel weg\r\nte laten. Het is werkelijk onmogelijk, dit leelijke, voor ons hoogst\r\nlastige dialect eenigszins naar eisch weer te geven, wanneer men het\r\nniet dikwijls en dan door de inboorlingen zelven heeft hooren gebruiken.\r\nZooals de schrijfster het ons doet kennen, is het, op enkele\r\nwoorden en uitdrukkingen na, volkomen bezijden de werkelijkheid.\r\nVoor wij overgaan tot het tweede gedeelte onzer beoordeeling,\r\nvoelen wij ons verplicht, te herhalen, wat wij, in andere woorden,\r\nreeds vroeger opmerkten, namelijk: dat deze novellen, al ware het\r\nalleen reeds om den rijkdom van belangwekkende en zoo getrouw\r\nen verdienstelijk teruggegeven, geschiedkundige bizonderhedcn, welke\r\nwij er in aantreffen, het lezen en herlezen ruimschoots verdienen.\r\nUit een litterarisch oogpunt bezien — en wie kan er aan twijfelen,\r\nwetende aan wie wij het te- danken hebben — aarzelen wij\r\nniet, deze novellen een aanwinst te noemen voor onze litteratuur.\r\nDe aantrekkelijkheid van het nieuwe genre, de stoutheid der conceptie,\r\nde aangename, flinke stijl, de vele scboone en vaak dich\r\n\r\n572 BIBLIOGRAPHISCH ALBUM.\r\nterlijke denkbeelden, het ongedwongene in de intrigue, het frissche\r\nen krachtige, dat er ons zoozeer in aantrekt, dat alles en nog veel\r\nmeer bewijst ons, dat des schrijfsters welversneden pen, hoe vruchtbaar\r\nook, den eens terecht verworven, goeden naam, steeds met\r\neer\'e weet te handhaven.\r\nBijna al de hierboven gemaakte aanmerkingen op het boek, als\r\nhistorisch werk, verhoogen er slechts de verdienste van voor hen,\r\ndie, oningewijd in de studie van Zuid-Afrika, alleenlijk een boeiende\r\nen degelijke lectuur in deze vier novellen zoeken.\r\nTen slotte nog een paar opmerkingen. Wordt de natuur niet\r\neen weinig geweld aangedaan, wanneer Anna den hartstochtelijk\r\nbeminden Willem, aan wien zij bovendien haar eer te danken\r\nheeft en wiens overtuiging zij blijkt te eerbiedigen, haar hand\r\nblijft weigeren, alleenlijk omdat hij, in stede van zich bij de oproerlingen\r\nte scharen, hun zaak met vuur en ijver bij den Gouverneur\r\nbepleit? Wij kunnen ons natuurlijk vergissen, maar wagen toch,\r\nals ons gevoelen, op te geven, dat een meisje, hetwelk de politiek\r\nboven haar liefde stelt, geen 15 jaren van trouw waardig is. Politiseerende\r\ndames zijn, rechtens of niet, spreekwoordelijke schrikbeelden,\r\nmaar wat dan te zeggen van zulk eene mate van geestdrijverij ?\r\nEn dat nog wel bij dit kinderlijk-eenvoudige, door en door verstandige\r\nen ongemeen ontwikkelde meisje!\r\nEen volgende opmerking betreft de groote hoeveelheid feiten, welke\r\nons, in een betrekkelijk klein bestek, worden beschreven. Telkenmale\r\nworden ons toestanden geschilderd, zoo aangrijpend en treffend,\r\ndat wij gaarne wat meerder tijd zouden hebben voor den verkregen\r\nindruk, instede van, zooals nu het geval is, ons een paar bladzijden\r\nverder weder verplaatst te zien in een geheel ander tooneel, waar\r\nwij ons dus niet dan met inspanning, en bijgevolg ook niet met\r\nde gewenschte duidelijkheid, kunnen indenken.\r\nWare het voorts misschien niet beter geweest, indien de schrijfster,\r\nwanneer zij de Kaffers in hun eigen taal spreken laat, van gewoon\r\nHollandsch had gebruik gemaakt ? Zinnen, waarin het werkwoord met\r\nalle geweld binnenwaarts wordt geschoven, zijn ontegenzeggelijk leelijk.\r\n" van den man, die is Dingaans broeder," of: "hoe is het,\r\ndat zij nog leeft en is een schim?" of "dat hij vreest de kogels\r\nvan den witten man," klinkt gewrongen en doet denken aan de\r\nopgeschroefde uitdrukkingen van Aimard\'s roode opperhoofden.\r\n\r\nBIBLIOGRAPHISCH ALBUM. 573\r\nEindelijk, waarom, den tegenwoordigen tijd gebruikende, de zinnen\r\nzoo kort gemaakt? "De reis is ten einde, Tembusa\'s prooi in veiligheid.\r\nOnmachtig wordt de arme Ellis de kraal binnengedragen.\r\nMet somberen blik ziet Tschingo toe, hoe men haar in een der hutten\r\nbrengt, waar Tambusa\'s vrouwen haar moeten bewaken, tot zij\r\nhet eigendom wordt van den verrader haars vriends." Zulke einden\r\n— en zij komen dikwijls voor — schijnen als geknipt uit het\r\ntextboekje eener ballet-pantomine.\r\nDoch, al hadden wij op nog meer dergelijke kleinigheden te wijzen,\r\ntoch mogen wij deze nieuwe proeven der zoo bekwame schrijfster\r\nmet warmte bij het lezend publiek aanbevelen.”\r\n\r\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))\r\n\r\nhist.mrt14']
In this reception

No persons found

Via received works
Zuid-Afrikaanse novellen Catharina Felicia van Rees