Notes |
['Also scriptie Francien Petiet, UvA, 2002 – jws 11 05:\n\nPetiet, Van geniën spreken wij niet:\n[nnn]\n"Deze roman wordt eveneens [als Te Laat] gewaardeerd, maar bewijst dat het haar nog aan oefening ontbreekt. Goed getekend zijn haar personages. Vooral de vrouwelijke karakters zijn sterk geschetst, minder geslaagd zijn de mannelijke karakters, die te excentriek worden neergezet. "\n\nsp\n\nHOoms (link + codes) XNFX 270; XNMX 271; \n\n[p.270]\n\nElize, door de Schrijfster van Te laat. Te Haarlem, bij de Erven F. Bohn. 1839. In gr. 8vo. 300 bl. f 3-:\n\nWederom is, even als in Te laat, de heldin der geschiedenis, de voortreffelijke elize, het slagtoffer van haar gevoelig hart. Eerst de wraak van eenen booswicht, wiens verliefde aanzoeken zij van de hand wijst, en daarna de heimelijke maar onbeantwoorde liefde voor eenen edelen man, veroorzaken haar eene ongeneeslijke kwaal, die haar, na het vervullen van zware pligten, vermoeid van den last en de smarten des levens, maar met blijde hoop voor de toekomst, ten grave doet dalen.\n\nDe schildering van het vrouwelijk karakter is in deze droevige historie over \'t geheel zoo treffend, als, naar ons oordeel, den grooten richardson uitgezonderd, het best door eene vrouw, en wel door eene met een fijn oordeel en smaak begaafde vrouw, kan plaats hebben XNFX . Dat het boek juist niet altijd lofredenen op het vrouwelijk geslacht behelst, blijkt\n\n\n[p. 271]\n\t\n\nonder anderen uit het volgende: ‘Cecilia, het meisje somwijlen zachtmoedig vriendelijk, zoo vleijend goedaardig, dat men meende eene engelenziel in haar blaauw oog te zien; maar \'t was of \'t spel sprak, er gebeurde dan al spoedig een kleinigheid, welke vermoeden deed, dat die fulpen kattepootjes mede tot het toilet van den dag behoord hadden.’\n\nMinder gelukkig is de Schrijfster in het voorstellen van mannelijke karakters XNMX. De weeke, vrouwelijke joannes en de norsche en trotsche ellington zijn toch beiden weinig aanbevelenswaardig, om gunstelingen te zijn van meisjes of vrouwen, die hare waarde gevoelen. Zijn er vrouwen, voor welke zulke excentrische karakters meer aantrekkelijks hebben, dan dat van den verdienstelijken man, wiens zedigheid hem in hare schatting een te alledaagsch voorkomen geeft, wij kunnen deze voorkeur, die zoo menig meisje tot eene ongelukkige vrouw maakt, niet goedkeuren, en hooren dezelve niet gaarne aanmoedigen. Ook vreezen wij, dat die halfslachtige, half Engelsche, half Nederlandsche personen, die in dit verhaal eene hoofdrol spelen, op den duur minder bevallen zullen aan den Nederlandschen lezer.\n\nGaven wij bij de aankondiging van Te laat de goede verwachting te kennen, welke de eersteling der Schrijfter heeft doen ontstaan, de Roman, die thans aan ons lezend publiek wordt aangeboden, stelt ons in de gelegenheid, om eenigermate te oordeelen, of deze verwachting zal vervuld worden. Eenigermate, zeggen wij, omdat dit werk, zoo spoedig op het eerste gevolgd, niet kan geacht worden van dien aard te zijn, dat het in alle opzigten het gewrocht is van rijpere ondervinding en voleindigde oefening. Zonder het genie en de bekwaamheid der Schrijfster voor het door haar gekozene vak in twijfel te trekken, wenschen wij, dat de goede ontvangst, die, gelijk wij niet twijfelen, aan haren tegenwoordigen arbeid zal ten deel vallen, haar niet wederhouden moge, om hare lezers te onthalen op zoodanige voortbrengselen van haren geest, waaraan het te zien is, dat een langdurig en bedaard oordeel de laatste beschavende hand gelegd heeft.(dbnl)\n\t\n']
|