*Art. in de Gids ARTICLE

Title *Art. in de Gids
Is same as work *Art. in de Gids
Author Anton Gerard van Hamel
Reference
Place
Date 1894
Quotation
Type ARTICLE
VIAF
Notes ['[p.394]\n"F r o i s s a r t , par Mary\nD a r m e s t e t e r . Paris, Hachette.\n1894.\n\nEr mengt zich een gevoel van\nbewondering in de belangstelling\nwaarmede wij telkens een nieuw\ndeeltje van Hachette\'s keurige collectie\nLes Grands Ecrivains francais\nter hand nemen: bewondering voor\neen land dat op zulk een lange\nreeks „groote", en groot gebleven\nschrijvers bogen kan, en dat zooveel\ntalentvolle penvoerders bezit, bekwaam\nen geneigd om aan een of\nmeer dier beroemde vakgenooten\nuit vroeger dagen eene elegant\ngeschreven monografie te wijden.\nDe leider der uitgave — de heer\nJusserand, als geleerd beoefenaar\nder middel-Engelsche letterkunde\nniet minder bekend dan als diplomaat\n— heeft tot dusverre nog\nmaar zelden onder zijne letterkundige\nvrienden de schrijvers gevonden\naan wie hij de behandeling van een\ndichter of een prozaschrijver uit de\nvóór-klassieke perioden, uit de Middeleeuwen\nof den tijd der Renaissance,\nkon opdragen. De laatstgenoemde\nperiode wordt nog alleen door\nden Bdbelais von Eené Millet, de\neerste werd tot nu toe alleen door\nden Butebeuf van prof. Clédat vertegenwoordigd.\nEen zeer kostelijke bijdrage is\ndaarom de Froissart van Mevrouw\nMary Darmesteter.\nDe heer Jusserand had zijn\n„Essayist" niet gelukkiger kunnen\nkiezen. De Engelsche dichteres\nMary Eobinson, sints een paar jaren.\nPrancaise geworden door haar huwelijk\nmet James Darmesteter en\nthans Directrice der Revue de Paris,\nvoldeed niet alleen door haar zin\nvoor geschiedvorsching en door haar\npoëtische begaafdheid aan de eischen\ndie hier gesteld mochten worden\n(want Proissart is dichter en chroniek-\nschrijver tevens), haar dubbele\nnationaliteit moest een bijzonder\nrelief geven aan de behandeling der\ngeschiedenis van den langen krijg\ntusschen Engeland en Frankrijk\nzooals Proissart dien heeft beschreven.\nMevrouw Darmesteter, die vroeger\nte Londen, gelijk thans te Parijs,\nhet middelpunt is geweest van een\nletterkundigen kring, ziet onwillekeurig\neen confrère in dien secretaris\nder koningin van Engeland,\ndie, in de omgeving zijner vorstelijke\n[395]\nsehutsvrouw, naast den Engelschen\nadel, de krijgsgevangene Fransche\nridders ontmoette, die aan het\nEngelsohe hof „gefêteerd" werden\nen aan de koninklijke jachtpartijen\ndeelnamen. Voor haar oorspronkelijke\nlandgenooten is zij verre van\npartijdig. En wanneer zij die schoone\nbladzijde heeft afgeschreven waarin\nFroissart zijn oordeel over het\nEngelsche volk samenvat, en die\nhij met deze woorden besluit:\n„Dessous Ie ciel n\'y a pas de si périlleux\npeuple, ni de si merveilleux\na tenir, ni plus divers que sont\nAnglais. Ils sont de belle accointance\net de beau semblant; mais\nnul qui sage est ne doit y avoir\ntrop grande fiance," — dan laat de\nParijsche schrijfster op die aanhaling\nvolgen :• „Quel admirable portrait\nhistorique! Toute 1\'histoire de\nrorgeuilleus© nation démoerate et\nlibre tient en ces quelques lignes en\nessence et en raccourci."\nMevrouw Darmesteter heeft niet\nverzuimd nu en dan de historische\nquaesties aan te roeren die zich bij\nde studie van Froissart\'s Kronieken\nvoordoen. Zeer helder behandelt\nzij het onderlinge verband der drie\nverschillende redacties van de Chroniques\nen de verhouding van Froissart\ntot het werk van zijn voorganger,\nJean Le Bel. Maar zij laat\nzich blijkbaar bovenal leiden door\nhet oordeel, aan het eind van een\nder hoofdstukken in deze woorden\nuitgesproken.- „Ses chroniques ne\nsont pas toujours de 1\'histoire:\nelles ne cessent jamais d\'être une\ngalerie de portraits historiques."\nZoo zou men eveneens geneigd\nwezen de drie-en-twintig hoofdstukken\nwaarin dit boekje van slechts\n172 bladzijden verdeeld is, eene\ngalerij van portretten en genrestukjes\nte noemen. Onder deze een\nkeuze te doen zou moeielijk vallen.\nMaar tot de meest boeiende behoort\nzeker, naast „Froissart a la cour\nde Londres," de beschrijving van\nden zonderlingen en schitterenden\nGaston Phébus en zijne omgeving\nin „La cour d\'Orthez" en de bijna\nspookachtige „Histoires de Béarn",\ndie zich daarbij aansluiten.\nj Aan dat hof van den comte de\n\' Foix heeft Froissart zijn roman\nMéliador voorgelezen en de schrijf-\nI ster wijdt te recht een hoofdstuk\naan dien roman van dertig-duizend\nversregels, die eerst een jaar geleden\ndoor prof. Longnon is teruggevonden\nen waarvan deze zeer\nhoffelijk de primeur aan zijne\ngeleerde en geletterde \'vriendin\nheeft afgestaan.\nEigenaardig en zeer bekoorlijk is\nin de wijze waarop Mevrouw Darmesteter\nhaar onderwerp heeft behandeld,\nhaar vluchtige vergelijking\nvan sommige der Middeleeuwsche\ntoestanden die zij beschrijft, met\nde gewoonten van onzen tijd. Zoo\nheet het van het Londen dier\ndagen: „men moet zich die stad,\nI vol Fransche krijgsgevangenen, niet\nI voorstellen als een oord der ballingschap,\nmaar veeleer als een der\nI groote steden van onzen tijd gedurende\neen internationaal congres/\'\nElders zegt zij : „Te Valenciennes,\nde vroegere woonplaats der koningin\nvan Engeland, sprak men gaarne\no rer haar, gelijk de bewoners van\nKopenhagen tegenwoordig over de\nprinses van Wales en de keizerin\nvan Rusland," of ook: „na Eduard\nIII leerde men in Engeland fransch,\ngelijk wij duitsch leeren, „dans un\nbut militaire." Nu en dan vergelijkt\nzij Froissart bij de „oorlogscorrespondenten\nonzer dagbladen,"\nnoemt hem „een geniaal reporter""\nof, toen hij drieën-twintig jaar was,\n„un élégant normalien." — Het\ntoernooi dat in Méliador beschreven\nwordt, doet haar denken aan „Longcham\np un jour de grand prix" of,\nbeter nog, aan een stierengevecht\nte Nimes, en „un chevalier de\nqueste" die anoniem moest blijven\ntotdat hij den prijs had gewonnen,\nwordt de collega van „un\nconcurrent pour le prix d\'éloquence\na 1\'Académie." Zelfs de twee-envijftig\nkinderspelen die Froissart\nvermeldt als het sport zijner\njongensjaren , ontlokken aan de\n: schrijfster deze ontboezeming: „La\n; bonne moitié de ces jeux est\nhors d\'usage aujourd\'hui: pétales a\njamais tombes de cette\'pauvre rosé\n[396]\nde gaieté, fraiche alors dans la jeunesse\nde la race."\nHet is gelukkig geweest dat\nMevrouw Darmesteter haar Froissart\nin den afgeloopen zomer heeft\nkunnen voltooien. Was het werkje\n«enige maanden later verschenen,\ndan had haar James dien triomf\nzijner rijk begaafde en bekoorlijke\nlevensgezellin niet mede kunnen\nvieren, en haar diepe rouw zou een\ndonkere schaduw op haar letterkundig\nsucces hebben geworpen. Dezer\ndagen toch brachten de Parijsche\nbladen ons het bericht dat James\nDarmesteter, de geleerde Zendist\nvan het College de France, de\ngeniale schrijver, de talentvolle\ndirecteur der Revue de Paris, plotseling\noverleden is.\nWelk een schat van lauweren\nheeft de vijf-en-veertigjarige geleerde\nTeeds geoogst, zoowel op het gebied\nder wetenschap als op dat der\nletteren! En hoeveel roem was nog\nvoor hem weggelegd ! De hoogste\neer zou voor hem niet te groot zijn\ngeweest. In dat tenger, zelfs\neenigszins misvormd lichaam\nwoonde een buitengewone geest.\nHet was zeker door die veelzijdige\ngenialiteit — ze sprak zoo duidelijk\nj uit den helderen en bijna extatischen\nblik zijner mooie bruine\noogen — dat deze physiek misdeelde\nde jonge, levenslustige dichteres\nhad bekoord die zich rijk en gelukkig\nachtte haar leven aan het zijne\nte mogen verbinden. En welk een\nzorg had hij voor haar, voor hare\ndelicate gezondheid, voor haar werk,\nvoor haar poëzie! Nergens meer\ndan in haar stille, poëtische werkplaats\nzal het gemis worden gevoeld\nvan den man wiens hoogste eerzucht\nhet was deze bloem van Engelsche\npoëzie in den lusthof der Pransche\nletteren haar vollen rijkdom te zien\nontplooien.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
comments on work Froissart
In this reception

No persons found

Via received works
Froissart