Notes |
['Via Bel\n\nHet eerste deel van de roman is zwak, het tweede deel is beter, al blijft het verhaal langdradig en aandoenlijk.\n(SP jan. 2006)\n\n[p.558]\n“Josephine Giese. G e v l o e k t .\nOorspronkelijke roman. \'s-Gravenhage.\nCremer & Co. 1890.\n\nWij zullen het volkomen begrijpelijk\nvinden, indien een lezer\nmet smaak en gezond verstand\ndezen roman na het eerste hoofdstuk\nter zijde legt, of, wanneer hij wat\nheet gebakerd is, in een hoek slingert.\nWat vinden wij toch in dit Ie\nhoofdstuk ? Wij maken kennis met\neen grootmoeder, die hare gehuwde\nkinderen bij zich in huis genomen\nheeft, met hare kleinkinderen alleraardigst\nweet te spelen, maar, zoodra\ndie kleinkinderen haar niet gehoorzamen,\nerop ranselt en . . ze\ntrapt. Op een avond dat de kinderen\nweer bij grootmama zijn, hoort de\nmoeder (Charlot) een vreeselijk\nleven, zij snelt toe, en . . „op den\ngrond lag haar oudste zoontje, en\nzij zag met eigen oogen dat grootma\nhem trapte. Als een tijgerin wierp\nCharlot zich op haar moeder, en\nduwde haar terug; toen grepen de\nbeide vrouwen zich bij de handen\nen met de armen boven het hoofd\ndrongen zij op elkander in. Blijkbaar\nworstelden zij om zich niet aan\nelkaar te vergrijpen, maar als de\nklauwen van een dier, zetten hun\nnagels zich in elkanders vleesch.\nZij schudden elkaar heen en weer.\nDe kinderen gilden en schreiden en\nstampten wanhopig op den grond.\nZij grepen de strijdenden bij hun\nkleeren. Toen wierp Charlot met\neen krachtigen zwaai haar moeder\nterug, bijna tegen bet raam". Het\nslot van dit tooneel is dat grootmoeder\nhaar dochter in deze termen\nvervloekt : „Ik vloek je — jou\nen je nog ongeboren kind ! —Wees\ngevloekt!". De schrijfster vervolgt:\n„Een doodsche stilte volgde op die\nwoorden ; zelfs daarbuiten werd het\ntil. Een oogenblik stond Charlot\nals door den bliksem getroffen over zooveel\nGodvergetenheid".\nGelukkig blijft de roman niet in\ndien trant voortgaan. Dit soort van\nrealisme gaat Mej. Giese dan ook\ninderdaad te slecht af : de handen\nstaan haar daarbij verkeerd, zij\nweet voor hetgeen zij zeggen wil de\nrechte woorden niet te vinden. Hare\neenige verontschuldiging is, dat zij\nvoor haar verhaal, als entree en\nmatière, een vervloeking noodig had;\nen vervloekingen met wat daarbij\nhoort zijn nu eenmaal ieders zaak\nniet.\nVan daar af kan men gerust verder\nlezen. Wel komen er nog enkele zonderlinge\ndetails in — o. a. wanneer,\nkort na dit tooneel, Charlot in de kerk\nin dezelfde bank waar zij zit, een gelaat\nziet „dat haar bettend voorkwam",\nen dan ontdekt dat dit haar moeder\nis ! — maar wie op zulke kleinigheden\nvit is een kniesoor. Wat er\nvolgt is de wat langdradige, maar\naandoenlijke geschiedenis van het\nlijden en sterven van de gevloekte\nmoeder en van het gevloekte kind.\nVoor sommigen zal hier te veel\novergevoeligs in voorkomen, maar\nmen dient in het oog te houden,\ndat de twee personen, wier leven\nons hier achtereenvolgens verhaald\nwordt, een teringzieke en een\nzenuwlijderes zijn. In het lijden van\nCharlot, hare visioenen, haar sterfbed,\nhare begrafenis, in Nina\'s\ntrouw aan de nagedachtenis van hare\nmoeder, het voortwoekeren van\nhare melancolie, haar angst om\nkrankzinnig te worden, hare ideeën\nvan zelfmoord en haar wanhopig\neinde, komen treffende bladzijden\nvoor; het treffendst waar de\nschrijfster eenvoudig zegt wat zij\nte zeggen heeft, zonder haar toevlucht\nte nemen tot conventioneelgezwollen\nbeschrijvingen als ; „de\nbergen hieven zich fantastisch af\ntegen den dalenden horizon", enz.\nof tot mooie niets zeggende woorden\nals „een toonvol licht-duister" en\ndergelijke.”\n\n(credits:De Digitale Gids, www.arik.nl (non-OCRed scans of original pages))']
|